16 ONS ZEELAND De Ned. Herv. kerk te Oostburg. Waarom bewaarde hij deze brieven?" dacht plotseling, „wanneer er toch iets niet in orde was zou hij toch alles wel verscheurd hebben. Ik begrijp er niets van, zoo'n sukkel, waarom heeft hij mij nooit iets gezegd. En dan zoo'n mooi meisje en zoo jong, kon die dan niets anders krijgen, moest ze nu zoo bepaald dien ouden, saaien kerel hebben?" Weer bekeek Germaine aandachtig de foto, ,,Ze is mooi en duur gekleed. Ach, dat ik daar niet eerder aan dacht," mompelde ze, „Natuurlijk deed ze het om z'n geld. Enfin, ik zal die brieven maar eens lezen," ging ze in gedachten voort en begon het roode lint van het pakket los te maken. Den eersten brief, dien ze in handen kreeg, deed haar buitengewoon star glimlachend, zitten. Wat be- teekende dat? „Zeer geachte heer Gerval! Wij hebben mejuffrouw Claire Meijners aan het op gegeven adres gevonden. U kunt zich echter niet voor stellen in welk een toestand. Wij wachten nu uw na dere berichten en zullen strikt volgens uw orders han delen." Deze brief was door een bekend advocaat onder teekend. Wat beduidde dat? Wat was dat voor een kwestie? Koortsachtig gejaagd gooide mevrouw Germaine de brieven door elkander. Ze zocht naar brieven door wijlen haar man geschreven. Jawel, hier was er één. Nu ja, dat was een antwoord aan dien advocaat. Zoo, zoo, kreeg die man drieduizend gulden ten behoeve van juffrouw Meijners. Onbegrijpelijk! „Ahia, eindelijk een brief van dat meisje, hij da teerde twee jaar later dan de vorige brieven. Nu, erg dankbaar was dat kind niet. Eens lezen wat ze schreef." „Mijn liefste weldoener!" „Nu vraag ik je toch," stootte mevrouw Germaine woest uit, Zoo'n onbepaald schepsel." Ze las echter verder. „Ik dank iederen dag vcor den zegen van uw vriend schap en goedheid voor mij. Ik zou niet geweten heb ben wat er zonder u van mij zou zijn terecht gekomen, U meet een eenzaam mensch zijn, die veel verdriet in uw leven gehad heeft, anders zoudt u niet zóó kun nen voelen voor het verdriet van anderen," „Stel je voor! wat een onbeschaamdheid," siste me vrouw de weduwe Gerval, „Ik ben zoo dankbaar," vervolgde het schrijven, „dat men mijn talent ontdekt heeft. Nu kan ik later u alles terug betalen. Wanneer mag ik nu eens eindelijk met u kennis maken? Toe, reist u eens een dag hierheen? Dat bid in verlangen, Uw Claire. „Ja," mompelde mevrouw Germaine, „alles goed en wel, maar ik snap er niets van! Ze schijnt hem niet eens te kennen. Hoe komt hij aan dat mensch?" Ze begon weer tusschen de brieven te zoeken. Aha, hier was er één, blijkbaar den allereersten. „Zeer geachte heer Gerval," stond er boven. „Wat ben ik gelukkig dat u juist mij hebt uitgekozen, uw pleegkind te zijn. U voelt zich eenzaam en zonder liefde, schrijft u mij...." „Neen, maar, hoor dat eens aan," siste mevrouw tusschen haar opeen geklemde tanden, „hij klaagde aan vreemden, hoe durfde die sul, die domme botte rik....", plotseling bedacht zij zich echter dat haar man gestorven was, en hij haar toch als „rijke" we duwe had achter gelaten. Ze begon dus weer opnieuw te lezen. „ik zal zoo lief en goed voor u zijn, dat u ver geet zich eenzaam en treurig te gevoelen. Ik vind het zoo heerlijk dat u iedere week één dag hierheen komt om met mij samen te zijn. „Zoo, zoo, mompelde mevrouw Germaine geërgerd, „dat waren dus zijn wekelijksche uitstapjes. Dat die man mij daar nu nooit één woord van gezegd heeft. Ze begon opnieuw tusschen de papieren te zoeken, de brieven van welke ze nu en dan stukjes las, getuig den immer van meer liefde en aanhankelijkheid. Een woedende jaloezie begon in het hart van mevrouw de weduwe Gerval te branden, ze zou iets willen vernie len, iets vertrappen, ze haatte alles en iedereen, maar nog het meest haar overleden man en dit onbekende meisje. Eindelijk vond ze het papier waarnaar ze zocht. Het was van een advocatenbureau in een groote naburige stad. „Wij hebben aan uw verlangen voldaan," aldus be gon het schrijven, „Het meisje is op het oogenblik nog in het gesticht waar u haar indertijd plaatste. De juiste -ötl

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 16