ÓNS ZEELAND Neen, zei Stagg, vlugheid en voorzichtig heid, dat is de heele kwestie. Hij zou den volgenden morgen wel zeggen O, gisteren heb ik jullie sleutel ook verloren het spijt me erg, maar ik kon me redden, jullie hadden het raam boven open gelaten. Ja, ja, hij zou wel naar binnen zien te komen. Hij probeerde alle vensters beneden, het kelder raam, de deuren, hij voelde zich vol bruisende energie maar alles was potdicht. Toen zette hij zijn hoed af, trok zijn jas en dansschoenen uit, gooide ze in een donkeren hoek, klom op een manier die een aap tot eer zou hebben verstrekt, in een boom, die tegen het huis aan stond, en kroop zoo op het dak van de veranda- Hier pauseerde hij even om de spinnewebben uit zijn haasdos te verwijderen, terwijl de nachtwind zijn overhemd bol deed staan, als het zeil van een statig galjoen uit vroegere eeuwen. Hij probeerde met zijn teenen een houvast te krij gen op de schuin-afloopende pannen en kroop op han den en voeten naar het dichtstbijzijnde venster, dat o gelukkig wonder inderdaad open stond. Stagg hoorde een sonoorklinkend gesnurk. Hij vond het daarom veiliger, om een ander venster op te zoe ken, doch zijn voet gleed uit en hij stootte zijn knie, met noodlottige hevigheid. Het gesnurk maakte plaats voor een hevig gesteun. Lieve deugd dacht Stagg. Die wordt wakker. En tegelijkertijd flitste het door zijn brein,, dat zijn zuster hem verteld had, dat Jack altijd met een ge laden revolver naast zich sliep. Doodsbenauwd drukte Stagg zich tegen den muur en wenschte maar dat hij daar eerder aan gedacht had. Maar het bleef stil het rhythmische gesnurk begon opnieuw. Hij had het gevoel van sterke opluchting, dat den man bezielen moet, die het aangename bericht krijgt, dat zijn doodvonnis in gevangenisstraf is ver anderd. Hij sloop naar het andere venster, waar hij weer bleef luisteren. Inmiddels was Stagg's zwager, Jack Craigville, uit een lichten slaap opgeschrikt, en hij keek toevallig uit het raam van zijn slaapkamer naar de pastorie, die naast zijn huis gelegen was. Met één sprong was hij uit bed en vloog naar het raam, om zich te overtuigen of het wellicht een nacht merrie was, die zijn zinnen ontstelde. Hij zag heel duidelijk een menschelijke gedaante, die plat tegen den muur gedrukt stond op de eerste verdieping van de pastorie. Wat is er, Jack? vroeg zijn vrouw slaperig. Een inbreker bij den dominee. Houd hem in de gaten. Ik bel de politie op. Gedurende de laatste paar weken was het vredige stadje onveilig gemaakt door inbrekers. Aan verschei dene huizen was de eer van een bezoek te beurt ge vallen en de scherpzinnige rechercheurs van de plaat selijke politie konden geen spoor ontdekken. Nu was het mysterie echter opgelost! Jack dacht aan de hon derd pond, die Mrs Penhallow uitgeloofd had voor het terugvinden van de beroemde Penhallow-parels en hij liep opgewekt naar de telefoon. Is hij er nog? vroeg Craigville ademloos, toen hij terugkwam. Ja hoor! antwoordde zijn vrouw. U. Jack belool me dat je voorzichtig zult zijn. Maar Craigville had zijn broek al aangeschoten. Denk aan de belooning, schat! We zullen het huis om singelen, dan hebben we hem zóó. Onderwijl was de zwager van den heldhaftigen die venvanger doende om het huis van den dominee bin nen te gaan. Hij stak zijn hoofd door het raam en nam een scherpe lucht van zeep en vochtige doeken waar. Hij zwaaide een been over den vensterbank en voelde dat hij in iets kouds en glads terecht kwam. De badkamer! mompelde hij. Dat valt nogal mee! Nu voorzichtig naar mijn kamer. Hij tastte naar de deur en stond al spoedig in de gang. Het sterrenlicht viel zwak door het gangraam. De omgeving kwam Stagg bekend voor. Voetje voor voetje sloop hij de trap op naar de vol gende verdieping, en belandde eindelijk bij de deur, die, naar hij misleid door de gelijkvormigheid van de beide huizen meende, toegang gaf tot zijn kamer. Heel voorzichtig draaide hij den knop om. Doch door de tocht ontglipte deze echter aan zijn handen, de deur vloog open en kwam met een smak tegen den muur terecht. Stagg deed een sprong vooruit om den knop weer te krijgen,doch kwam onzacht met zijn hoofd tegen den koperen stijl van een bed terecht en was doode'ijk ontzet toen hij plotseling een gil hoorde, die niet anders dan uit de keel van een vrouwelijk wezen kon komen. Hij gunde zich geen tijd om zich zijn vergissing te realiseeren; in één seconde was hij in de gang, in twee seconden bij de trap; op de derde tree gleed hij uit, na zes seconden trof hij zichzelf onder aan de trap aan, vloog naar de badkamer, glipte naar binnen en deed de deur op slot. Hijgend bleef hij stilstaan, ten hoogste verbaasd dat hij onderweg geen arm of been achtergelaten had. Buiten hoorde hij het geluid van openslaande deuren en verwarde angst-stemmen: Wat was dat? Wie gilde daar? Vader doe de lichten aan! Twee dingen drongen met ontstellende zekerheid tot zijn doffe hersens door: dit was niet zijn zwager's huis en hij werd verondersteld een inbreker te zijn. Dan maar terug! Hij sloop, terwijl hij zijn pijnlijke lede maten wreef, naar het raam en keek naar buiten. Wel allemachtig! Mannen voor op het grasveld! Hij be vond zich tusschen twee vijandelijke legermachten. Stagg bedacht bliksemsnel een strategisch plan; het was een Napoleontisch idee dat in hem opkwam. Leden van een huisgezin nemen zoo nu en dan een bad, in brekers krijgen er zoo nu en dan een in de gevangenis. Als hij het bad liet loopen, zou men wel niet zoo on delicaat zijn om binnen te komen! Stagg zette beide kranen open en het water kla terde in het bad. Hij hoorde politic-agenten boven komen. Waar schijnlijk zouden alle kamers worden doorzocht. Wie neemt er nu een bad? Is dat Margery? Onzin John. Het is al over twaalven en Ik hoorde hem naar binnen gaan. Kunnen we er niet achter komen? Een bons op de deur en een morrelen aan den knop. Wie is daar? riep een zware stem. Stagg wierp een wanhopigen blik op het groepje mannen beneden op het grasveld en plaste met zijn handen heftig in het water. Weer geklop en geroep. Stagg plaste geweldig, proeste en blies alsof zijn hoofd onder water was. Dat is nu de kieschheid van de moderne aristo cratie, dacht hij, om iemand zelfs in zijn bad niet met rust te laten. Nog eens riep een stentorstem: Wie is daar? Margery, antwoordde Stagg met een lief hoog

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 18