ONS ZEELAND
17
Het schilderachtige kerkpoortje aan de Kerkstraat te Aardenburg.
zij dit zou noodig achten. De koningin-moeder een
nieuw bewijs, dat hare bewaking niet al te streng was
en zeker niet de afkeuring verdiende, waarmede men
Lodewijk XIII als zoon wel eens heeft overladen
zeide, dat aan die voorwaarde gemakkelijk viel te vol
doen, en wilde de uitvoering van het plan verhaasten,
maar Epernon had geen gelegenheid voordat het Fe
bruari 1619 was geworden.
Met plannen van dezen aard gaat het altijd zoo, dat
iets er van doordringt tot degenen, die het niet be
hoeven en het zelfs niet mogen weten. Zoo ook dit
maal ten aanzien van Luynes, die iets, hoe weinig ook,
van de plannen van Maria de Medicis bevroedde. Het
juiste echter kwam hij niet te weten, en daarom zond
hij een boodschapper van hoogen rang naar Blois om
met de koningin te spreken teneinde haar te zeggen,
dat de koning spoedig te Blois zou komen en haar met
zich zou medenemen, en die tevens haar de verzeke
ring zou moeten brengen, dat zij in de toekomst zou
kunnen handelen gelijk zij wenschte. De boodschap
per had de opdracht om nauwkeurig de gelaatstrekken
van de koningin-moeder, maar ook van geheel hare
omgeving, gade te slaan. Hij kwam terug met de me-
dedeeling, dat de koningin verheugd was over zijn be
richt, maar niets had laten blijken, dat op eenig plan
tot ontvluchting duidde. Uit hare omgeving had deze
boodschapper geheel niets kunnen gewaar worden, wat
niet te verwonderen valt, wanneer men bedenkt dat
Maria de Medicis, die niet voor niets sluw wordt ge
noemd, zorg had gedragen met niemand daarover te
spreken. Eerst, toen de dag van de ontvluchting was
vastgesteld; toen enkele maatregelen moesten worden
getroffen, sprak zij er met enkele van de zeer intiemen
over, maar tot op het oogenblik, dat zij vertrok, hebben
haar dienaren niets daarvan geweten.
Het was zeer verstandig van haar gezien, want Eper
non, om redenen van politieken en anderen aard,
draalde met de uitvoering van het plan langer dan haar
gewenscht voorkwam. Epernon zijnerzijds kwam te
Toulouse met een paar honderd van zijn vrienden,
maar hij vond er geen berichten van Maria de Medicis,
gelijk hij verwacht had. Hij ging daarom naar Loches,
welks kasteel toen in geheel anderen staat verkeerde
dan de reiziger het nu vindt. Vandaar zond hij Ar-
mand Jean du Plessis, den later zoo vermaarden Ri
chelieu, stammend uit een adellijke familie in Poi-
toux, naar de koningin-moeder om haar van zijn aan
komst op de hoogte te stellen, en met haar eenig over
leg te plegen. Eerst daarna sprak Maria de Medicis
met den graaf de Brennes, haar eersten stalmeester,
en met een tweetal van haar garde-officieren, terwijl
zij signora Chatharina, haar kamervrouw, de noodige
instructies gaf. Slechts van deze drie mannen en van
deze kamervrouw vergezeld, vertrok de koningin in
den zeer vroegen ochtend van 22 Februari.
Het was zes uur des morgens, nog geheel donker.
Zij maakte gebruik van het venster, dat op het terras
toegang gaf, en vandaar kwam zij, zij het ook slechts
met beihulp van een touwladder, naar beneden. Op
de brug had zij nog een moeilijk oogenblik, want twee
mannen kwamen haar tegen, en zij liep natuurlijk elk
oogenblik gevaar herkend te worden. Maar de mannen
waren niet aangeschoten; zij zagen in deze vrouw, die
op dat ongelegen uur, door mannelijk gezag begeleid,
zich nog op straat bevond, niet anders dan een licht
zinnige vrouw; zij schertsten daarover, maar zij ver
moedden niet, dat hier een politiek spel van den eer
sten rang zich afspeelde. Een der twee intusschen
kreeg plotseling een inval en lichtte, voordat men het
verhinderen kon, de doek, die zij over het gezicht