ló ONS ZEELAND ui/*— Een aardig hoekje te Brouwershaven Op den achtergrond het gemeentehuis. en vraagt, terwijl ze op een boerin wijst, die aan den kant van den weg zit te breien: „What 's that?" De jonge dame verbleekt. Ehe. lacht ze imbeciel en zwijgt dan weer. „The wife of a farmer with wooden shoes. klinkt plotseling een nieuw stemgeluid plechtig. We kijken allen op. 't Is de meneer met de krant, die gesproken heeft. M'n verbazing stijgt ten top. Dus ook al een Engelschman. Waarempel, hij leest de Windsor Maga zine In me ontwaakte plotseling het besef, dat ik als eenige Hollander in dit internationaal gezelschap de eer van mijn land moest ophouden. Dus ging ik nog meer rechtop zitten en deed een poging de plooien in m'n pantalon goed te doen uitkomen. Toen voelde ik me geroepen ook een steentje tot de conversatie bij te dragen. „A beautiful country, Sealand!" merkte ik met een beminnelijken glimlach op. Een der oude dames staart me langen tijd aan. „O yes," zegt ze eindelijk achteloos. Ik wendde met een vragenden blik naar de jonge dames. „A marvellous church!" Ik gebaarde in de rich ting van het nieuwe Kraaiertdorp. „Oh, yes," zegt de jonge dame. „Not so very old," probeer ik weer. „Oh no?" zegt de dame nu. „Oh yesü!" riep ik opeens woedend uit. „Oh yes?" herhaalt vragend de jonge dame. Bom!! De bus krijgt plotseling een schok, stopt dan. We botsen allen tegen elkaar aan. En toen hoorde ik: De eerste oude dame: „Amilie, lieve help, een on geluk!" De tweede oude dame: „Hemeltje, daar gaan we!" De jonge dames (gelijktijdig): „O gotte got!" De krantenmeneer: „Allemachtig!" En ik: „Good bye, ladies and gentlemen! En stapte uit. O, die Anglomanie! TACT Het was kort nadat ik na koffiedrinken teruggeko men was toen de telefoon ging en ik Garretson's vroo- lijke stem hoorde. „Ik had je willen schrijven, maar vergat het", zei hij. „Wij hebben morgen thuis een klein feestje, en je moet komen." Ik ken Garretson heel goed en sommige van zijn sociale neigingen grenzen aan het excentrieke. Daarom probeer ik altijd van te voren meer te weten te komen. „Hoeveel en wie?" vroeg ik.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 16