iê ONS ZEELAND schap met hem kwam het dat ik eens geïntroduceerd werd voor een lunch met Zijne Majesteit aan boord van het keizerlijke jacht, waar het ongeval plaats vond. De Tsarevitch was een intelligente, aantrekkelijke jon gen en voor iemand die zoo binnen de grenzen van zijn Keizerlijkheid ingesloten was, was hij ongewoon menschelijk. Ik herinner mij nog, dat ik een Zwitsersch horloge met slagwerk bij mij had en in dat horloge had die jongen toch zoo verbazend veel plezier. Wij werden al gauw heele beste vrienden en ik vertelde den jongen van Engeland en van onze padvinders. ,,Toen," ging Garretson verder, „kwam het ongeluk. Maar het eerst zullen jelui precies hooren wat er met den erfgenaam van den Keizer aller Russen gebeurde. Een matroos van het jacht, die daar door de nihilisten onder valsche vlag aan boord gesmokkeld was voor dezen aanslag, viel den jongen met een mes aan en stak hem in den schouder. Voor hij zijn arm zou op heffen om wéér te steken, en dezen keer zou het zeer zeker door het hart zijn geweest, was ik met één sprong bij hem. Ik ben altijd in staat geweest iemand een flink pak slaag te geven, maar deze jonge man zou zelfs Carpentier wel overwonnen hebben. Toch viel hij alsof ik hem neergeschoten had en een oogenblik later waren een half dozijn scheepsluidjes op hem toege schoten. Dat is, in 't kort, het geheimzinnige voorval met den Tsarevitch aan boord van het Keizerlijk jacht. De mes steek in den schouder van den jongen was wel ernstig genoeg, maar het was geen noodlottige wond en hij had natuurlijk de beste medische hulp, die er te vin den was. Dat hij hersteld is, is dan ook wel bekend. „Wat een geluk, dat je op het dek was," merkte ik op." „Gelukkig voor den jongen en gelukkig voor mij zelf," antwoordde Garretson. ,,'t Was een feit, wat ik deed was niet zooveel, maar zij "maakten een held van mij. De Tsaar zelf bedankte mij met tranen in zijn oogen, en de Tsaritsa, waarvan men vertelde dat zij een vrouw was met ijzeren ze nuwen, huilde, zooals iedere moeder dat onder die omstandigheden gedaan zou hebben. „Zien jelui dezen rï9f Garretson hield zijn hand in de hoogte en de kleme groep in de rookkamer keek er naar. Ik had al dikwijls den ongewonen gouden ring aan zijn derden vinger op gemerkt. Het was een mooi zwaar stuk werk, goud, met een enkelen schitterenden diamant. „Een persoonlijk cadeau van den Tsaar en de lsa- ritsa," vervolgde Garretson. „Ik vond het eerst niet prettig hem aan te nemen, omdat ik zoo weinig gedaan had, maar zij drongen er op aan en zij hadden hem voor mij laten maken bij den Hofjuwelier. Er staat zoo als jelui ziet, de handteekening van den Tsaar op in gouden letters en het Keizerlijk wapen. _Ik stel het 't meeste op prijs van alles wat ik bezit. Wij verzamelden ons dicht bij onzen gastheer en keken vol bewondering naar den ring. Doch opeens werden wij verschrikt door een scherpen kreet van nijn van Teddy Mansfield, die eenige voorwerpen be keken had, die aan den muur van de rookkamer hmgen, Van een haak had hij een moorddadig uitziende rhi- lippijnsche bolo genomen, die Garretson <*ns van een Amerikaansch legerofficier had gekregen Het mes was misschien drie voet lang, erg zwaar en buitengewoon scherp. Het liep spits toe van een breedte van mis schien zes of zeven c.M., aan het eene eind tot een dolkachtige punt en Teddy had het uit zijn houten SClToen wij op zijn uitroep opkeken kneep hij zich de hand en het mes was op den grond gevallen. „Ik heb mij gesneden," zei hij, toen ik op hem toeliep. „Het ding viel mij uit de hand en sneed mij in den duim. Maak je niet bezorgd," ging hij voort, terwijl hij om zijn rechterhand een zakdoek bond. „Het spijt mij, dat ik zoo onvoorzichtig ben geweest, maar het is niet zoo erg. Waar kan ik mijn hand afwasschen?" Het groepje kwam om hem heen staan. Garretson bracht den jongen man zelf naar het fonteintje, maar Teddy lachte om de uitdrukking van sympathie van zijn gastheer en stuurde hem weg. „Dat is ook wat," zei Garretson, toen hij bij ons terug kwam. „Je bracht hem hier om ons wat van zijn biljartspel te laten genieten. Hoe kan de man biljarten met een bezeerde hand?" Maar Teddy stelde ons spoe dig gerust. Toen hij weer bij ons kwam, was zijn rech terhand netjes verbonden en door zijn handschoen be- dekt. „Ik weet wat jelui denkt," zei hij met een glimlach. „Jelui bent er van overtuigd dat ik geen queue han- teeren kan. Wel, ik zal jelui verrassen, als jelm gereed bent om mijn zwakke pogingen gade te slaan. Dadelijk gingen wij naar Garretson's schitterende biljartkamer en de amateur-toovenaar koos een queue van de vele rekken met evenveel zorg alsof hij aan een wedstrijd deelnam. Niettegenstaande de handicap aan zijn gehandschoende rechterhand, liet Teddy Mans- field ons een verscheidenheid van kunstige stooten zien, die een gewoon speler hem in geen jaren na zou doen. Geheel verdiept gedurende een uur, volgden wij zijn spel, verbaasd over zijn vaardigheid. Het was ons dui delijk waarom deze simpel uitziende jongeman de kam pioen-speler van de wereld was. Teen hij ten slotte zijn queue weg zette, gingen wij naar hem toe en gaven aan onze bewondering lucht. „U bent eenvoudig niet om te gelooven,^ riep Car- retson hartelijk uit, terwijl hij Teddy op zijn rug klop te. „Ik voel mij bij u als een echte nieuweling, en ik verbeeldde mij nog al ook een beetje te kunnen om gaan met een queue. Ik dank u, omdat u ons een van de aangenaamste uren bezorgd hebt die ik ooit heb be- leefd." De anderen stemden daarmee in. Het werd al laat en daar Teddy en ik afgesproken hadden voor den nacht naar Londen terug te keeren, moesten wij met tegenzin van de anderen afscheid nemen. In een ander geval zou ik bij de Garretsons gebleven zijn, maar Teddy had den volgenden morgen vroeg een afspraak in de City en ik vond dat ik met hem mee terug moest gaan. De auto bracht ons vlug naar het station nadat Garretson en zijn vrouw Teddy op een hartelijke ma nier uitnoodigden om nog eens meer te komen en wij haalden den laatsten trein naar de stad op t nippertje. Gedurende een poos, nadat de trem vertrokken was, zaten wij zwijgend naast elkaar, beiden rookend, m een hoekje van de coupé. Ik was in mijn gedachten ver diept en met Teddy, die een nadenkende houding had aangenomen, scheen dit ook het geval te zijn. Na eeni- gen tijd keerde ik mij naar hem toe en zei. „Ik ben een beetje verbaasd, Teddy. „Waarom?" vroeg hij. Toen je naar de waschgelegenheid ging vanavond, na"je bezeerd te hebben, nam ik de bolo op om hem in de scheede te steken. Er was geen druppel bloed op het mes. Ik geloof niet dat je je hand bezeerd heb vanavond, Teddy." Mijn vriend lachte. „Je had de tective moeten worden," zei hij. „Het iswerkelijk^waar, dat ik mijn hand niet bezeerd heb. Hij maakte een kleine pauze en ik wachtte vol ongeduld. „Mr. Garretson en zijn vrouw en dochter waren bui-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 18