ONS ZEELAND
15
IT^
Ifl
IMiiRIMM
Adamson debuteert als toreador
van verre zijn komst aan, door een duidelijk ver
neembaar hoesten.
Wat die Edelweisz betreft, miss Gresham, richtte
hij zich tot Muriel, John Lass, de gemzenjager,
heeft me verteld, dat er enkele groeien op een helling,
recht boven de Aleiger kloof.
De oogen van Muriel schitterden. Boven die mooie
kloof, waar de Saas doorheen stroomt! riep zij en
thousiast. Alice, we gaan vanmiddag eens op on
derzoek uit.
De blik van den man versomberde.
Toch niet alleen? vroeg hij haastig. Ik denk,
dat zoudat zou niet veilig zijn.
Alice Harberton keek hem verontwaardigd aan. We
zijn geen hulpbehoevende kinderen, mr. Presscott,
snauwde ze.
Ik wil niet dat hij met ons meegaat, fluisterde
ze tegen haar vriendin.
Vanmiddag wil ik je nu eens heelemaal voor
mezelf hebben!
Muriel haalde half-onwillig de schouders op en er
was iets verdrietigs in haar glimlach toen ze ant
woordde:
We zullen heel voorzichtig zijn, mr. Prescott,
maar in ieder geval dank ik u hartelijk voor uw in
lichtingen.
Presscott keek haar recht in de oogen en het was
duidelijk dat hij zich ongerust maakte over de onaf
hankelijkheidszin van de beide meisjes.
Ik heb er, eerlijk gezegd, zei hij, bijna spijt
van dat ik u die inlichtingen gegeven heb. Hij maakte
een buiging, wendde zich om en ging door de open
deur het hotel binnen.
Eenige uren later kwamen de meisjes met alpen-
stokken in de hand te voorschijn uit het pijnbosch,
dat de heuvel boven het dorp Anderdahl bedekt.
Recht voor zich uit zagen ze de kale bergrug die zich
uitstrekte tot aan de grijze rotsen van den Nahlhorn,
waarvan de verre toppen niet zichtbaar waren. Alice
Harberton wees met haar stok van het pad, waarop ze
liepen, omhoog naar den heuvel.
In de verte werd de groene helling steeds steiler
en liep uit in een zeer steile rots van verweerden steen
die door een smalle maar diepe streep schaduw ge
scheiden was van de naastliggende rots.
Daar is de kloof, riep Alice opgetogen, we
hoeven niets anders te doen dan recht vooruit te gaan,
en we zijn er. Het is een werk van niets.
Muriel glimlachte flauwtjes, haalde haar schouders
op en volgde haar vriendin, die voorop liep. Een half
uur gingen ze zwijgend voort.
Eindelijk zei Muriel: Het is hier toch wel erg
steil; ik heb het gevoel dat het steeds steiler wordt.
De weg is bovendien vrijwel onbegaanbaar, het is ont
zettend glibberig!
Alice keerde zich om en keek haar vriendin met