ONS ZEELAND
4
De mooie oude Kerktoren te Kapelle. Links van den toren ziet
men een aparte traptoren, waarin een wenteltrap naar boven
leidt. Men vindt een dergelijke traptoren buiten het gebouw
in diverse oude kerkgebouwen.
Eindelijk door de hooggaande bedreigingen van de
Cliever bang geworden, heeft hij uit vrees toegegeven
en op 10 Juni onder eede verklaert wat de Cliever
wilde.
Den 30en Juni werd hij bij de Cliever, welke juist
van een reis was teruggekeerd, ontboden.
Deze zeide „Ge moet voorsichtig sijn als ge ge-
examineert wordt door den rentmeester en er op letten
dat ge niets anders segt dan hetgeen ge vroeger ver
klaert hebt in de attestatie die ge te Goes op mijn
verzoek hebt gedaen, want anders komt ge in groote
moeite."
Na door den rentmeester verhoord te zijn en uit de
herberg ,,'s Lands Welvaren" komende om naar huis
te gaan, zat de Cliever op de stoep en wenkte hem
met de hand en vroeg hem hoe het gegaan was en
wat hij gezegd had.
Naar binnen gegaan zijnde viel de arme schoenmaker
op een stoel in de keuken neer en riep in tranen uit
barstende „Wel, wel Wat heb ik nu weer gedaan,
dat ik zulke dingen tegen de waarheijd wederom heb
verklaert Waarop de Cliever hem troostende, zeij-
de „Sijt maer gerust, ick sal dat wel goed maeken
gij en hebt geen swarigheid."
Bovendien had de Cliever hem verscheidene malen
verzocht om zijn knecht te bewegen ook een verklaring
te geven dat hij op dien nacht buitenshuis was geweest,
deze weigerde echter.
Ook Elisabeth Joris herriep onder eede haar eerste
verklaring van 10 Juni, bewerende dat zij evenals
Hendricsen door bedreiging van de Cliever en uit vrees
daartoe gedwongen was geweest.
Aan een brief van 11 Juli geschreven namens Bur
gemeester en Schepenen der stad Goes aan den Pro
cureur Generaal te 's-Hage, ontleenen wij het vol
gende
„dat de Cliever op 6 Juli 1687 in de Castelenije was
gevangen gezet en dat op den lOen Juli in presentie
van 2 Schepenen de vijvers achter de pastorie te
's-Heerenhoek waren doorzocht en afgevist ende stuek-
gesneden schoenen daarin gevonden.
Een groote menigte menschen woonde deze visch-
partij bij.
Wij verlaten thans 's-Heerenhoek en reizen zoo vlug
mogelijk naar Den Haag. Daar aangekomen richten we
onze schreden naar de Gevangenpoort. De op post
staande hellebaardier wijst ons de deur waar we wezen
moeten. Wij laten den zwaren klopper op de deur
vallen en eenige oogenblikken later vertoont zich voor
met getralied venstertje of kijkgat in de deur het ge-,
zicht van een bewaker.
Knarsend op zijn hengsels opent zich de zware met
ijzer beslagen deur en we treden het sombere verblijf
binnen.
Op het vertoon van ons bewijs van toegang, van den
Procureur van den Hove, brengt hij ons langs een paar
trappen naar boven. Na verschillende deuren gepas
seerd te zijn, houdt hij eindelijk stil, haalt zijn bos
sleutels voor den dag en terwijl hij de deur opent, zegt
hij „Hier is de Dominé," hier zaten ook de de
Witten."
We bevinden ons dus hier op dezelfde plaats waar
15 jaren geleden het drama, dat met zulke bloedige
letteren in onze geschiedenis staat geschreven, name
lijk de moord op Jan en Cornelis de Wit, werd af
gespeeld.
De Cliever zit aan de tafel te schrijven. Hij is zoo
juist teruggekeerd van een wandeling, die hij dagelijks
met zijn twee bewakers doet. Behalve wat hartklopping
en aanmechtigheijd, gevoelt hij zich zeer wel. Overi
gens kort hij den tijd door brieven schrijven, met zijn
bewakers te bidden, een psalm te zingen of hun wat
voor te lezen uit den bijbel of een ander geestelijk
boek, waarvan er verscheidene op de tafel liggen.
We zullen hem verder alleen laten en uit de door
hem in de gevangenis gevoerde correspondentie met
zijn verloofde, familie en kennissen, het verder ver
loop zijner zaak trachten op te sporen.
Uit deze correspondentie blijkt, dat men het er nog
niet over eens was, waar men het proces zou voeren,
hier of te Middelburg. Uit geen der aanwezige stukken
blijkt of men hem daar een verhoor heeft doen onder
gaan.
Zijn brieven zijn een aaneenschakeling van betui
gingen van zijn onschuld en van beschimpingen op zijne