14
ONS ZEELAND
„HET''
door
H. COLLINGTON OWEN.
De Zuidwestenwind loeide tegen de oude muren van
het groote heerenhuis, terwijl een koude regen met
harde striemen de ruiten deed rammelen, als het ra
telen van geweerschoten. Het huis lag hoog op een
eenzame plek van de Surrey-heuvels, en de wind die
ongehinderd door de open vlakten mijlen in het rond
joeg, floot en klaagde door de schoorsteenen en deed
de piepende windvaan op het dak om zijn roestige as
heen en weer vliegen. Nu en dan hielden de storm
vlagen even op en al de sombere geluiden stierven
dan weg, dan weer, met een plotselinge vaart, kwam
de wind terug, trok en rukte aan het huis dat het op
zijn fundamenten schudde en daarna huilde en gierde
het weer door het dak.
In de groote kamer beneden zat een man droefgees
tig in het vuur te staren, dat hij juist uit blokken hout
hoog opgestapeld had. Martin Seebohm woonde alleen
in het oude huis. Het oude echtpaar dat iederen dag
bij hem kwam, Simpson om in den tuin te werken
en kleine karweitjes te doen en zijn vrouw voor het
weinige huiswerk, waren een uur geleden vertrokken,
en behalve den hond had Seebohm gedurende den
nacht geen levend wezen bij zich in huis.
Hij sprong uit zijn stoel op en keek angstig naar het
groote raam, toen een hevige windvlaag het huis deed
schudden. Het heele huis was vol schrikaanjagende
en onheilspellende geluiden een blind of een deur
klapperde ergens met veel lawaai.
De man luisterde scherp alsof hij nog een ander ge
luid hoorde hij stond met bleek gezicht en ingespan
nen trekken, zijn hoofd iets naar voren als of hij een
bezoeker verwachtte dien hij vreesde. Maar terwijl hij
zuchtte, ontspande zich zijn ingespannen houding weer
en hij zonk in zijn stoel terug. Een nieuwe windvlaag,
gevolgd door het huilen en gieren van den wind, deed
hem weer opspringen.
Dat kon hij niet uithouden. Hij moest den hond bij
zich hebben. Hij ging naar de groote olielamp, die aan
den middel sten balk van de eiken zoldering hing en
met een vlugge beweging haalde hij iets glinsterends
uit zijn zak.
Het was een revolver hij knipte hem open en keek
of hij geladen was. Toen nam hij nog een klein voor
werp uit zijn zak een electrische lantaarn en recht
voor zich uit liet hij een straal helder wit licht op den
muur schijnen, waarbij het schijnsel van de hanglamp
mat en geel leek. Uit de gezellige en veilige kamer
kwam hij in een donkere gang. Vlug liet hij het licht
van de lamp in iedere richting schijnen en liep haastig,
de revolver stevig in de hand, naar een deur aan het
einde van de gang. Hij deed de bouten van de deur
af, trok ze open en ging naar buiten. Hij riep den hond
en uit de zware duisternis kwam achter uit den tuin
een vroolijk blaffen en het ratelen van een ketting.
Hij aarzelde voordat hij zich uit de beschutte deur
opening verwijderde. Als het hem ergens in de duister
nis eens opwachtte!
Vannacht was hij meer dan ooit bevreesd. Misschien
was het de storm, zei hij in zich zelf, toen een droef
geestig gehuil door den schoorsteen jammerde. Zijn
hand sloot zich krampachtig om den revolver. Toen,
met de witte straal van de zaklantaarn, die voor hem
uit op en neer danste, vloog hij den tuin door naar het
hondehok. De hond, een reusachtige waakhond, sprong
op en streek tegen hem aan. Hij trok de ketting van
zijn nek en samen renden zij terug naar de deur. Hij
sloot die weer, deed de bout er weer op en hij trad
weer zijn kamer binnen in het gezellige schijnsel van
de lamp.
Overdag vreesde hij niets. Hij wist dat het nooit bij
daglicht zou komen. Maar, als het donker werd, kwam
zijn radelooze angst, zijn adem-benemende vrees en hij
wist zich alleen in den donkeren nacht met het ergens
in de buurt slechts zijn revolver en zijn trouwe zak
lantaarn waren zijn gezelschap. Zonder die lamp zou
hij niet kunnen leven. Met dat licht was hij veilig. De
lange witte straal drong in de zwarte wereld en het
durfde niet naderen, durfde niet in die heldere straal
te komen.
Met de lantaarn, die om hem heen straalde, voelde
hij, dat hij in het midden van een veilige cirkel stond.
Zoo nu en dan hief de hond zijn kop op om scherp
te luisteren met steil opstaande ooren, met een onder
zoekenden blik op zijn meester voor hij weer rustig
werd. Eenmaal huilde de hond en Seebohm voelde een
koude rilling over zijn rug angst, als waren koude
grijpvingers om zijn hals. Hij wist dat het vanavond
heel dichtbij was. Nooit had hij de nabijheid van zijn
vijand zóó ontstellend duidelijk gevoeld.
Het vuur verminderde en hij stond op om er nog wat
blokken bij te gooien. Toen zag hij op de klok dat het
elf uur was. Hij aarzelde een oogenblik en besloot toen
naar boven naar bed te gaan.
Hij legde zijn zaklantaarn en revolver op tafel ge
reed, voor de reis door de duisternis naar boven, met
een doos lucifers om de lamp in zijn slaapkamer aan
te steken. Toen draaide hij de groote hanglamp uit.
Toen het licht uitdoofde, nam hij de kleine electrische
lamp op en drukte op het knopje. Vergeefs.... Hij
drukte nog eens op het knopje, weer zonder resultaat.
Het angstzweet brak hem uit toen hij merkte, dat de
zaklantaarn niet werkte,
In koortsige drift sprong hij naar de groote hang
lamp en draaide de pit nog juist bijtijds op. Het licht
was nog niet uit!
Als hij nog maar éven gewacht had, zou hij zich
in volslagen duisternis hebben bevonden! Toen, adem
loos en opgewonden, keek hij zijn zaklamp na. De bat
terij was nog bijna nieuw. Dat kon het niet zijn. Hij
onderzocht de verbinding. Alles in orde. Toen, terwijl
hij nauwkeurig naar het kleine lampje keek, zag hij
met een huivering, dat de metalen draad gebroken
was. Hij hijgde toen hij zag wat er gebeurd was!
Voor 't eerst in zijn leven, in zijn langen stijd met
het was hij zonder de machtige hulp van zijn lamp.
Daaruit zou zijn vijand voordeel trekken!
Slap en bevend zat hij in zijn stoel en streed met
de angstgolf, die over hem kwam het denkbeeld kwam
in hem op om maar heelemaal niet naar bed te gaan.
Waarom zou hij niet hier blijven bij het bemoedigend
lamplicht inplaats van boven de angsten der duis
ternis uit te staan. Maar ten slotte, terwijl zijn hand
de revolver omklemde, zette hij dat kleinmoedige denk
beeld van zich af.