16 ONS ZEELAND De R. K. Kerk te Hansweert. Ondertusschen probeerde Gasparin of hij de koor den niet los kon krijgen, maar hij was goed vastgebon den! Nu besefte hij pas, wat hij gedaan had! Door zijn onberaden hartstochtelijkheid was Emil gedood; en Frankrijk liep gevaar verraden te worden! O, die fel-brandende zon! Hij kon niet helder meer denken; zijn hoofd barstte haast en hij liet het tegen den paal leunen. Zijn oog viel op den neus van den kijker, die vlak bij zijn schouder door het raam stak en waarvan de lens hem in de oogen schitterde. Hij kon zijn oogen er niet van af houden, hij bleef er als gehypnotiseerd naar kijken, zoodat het hem leek of hij in vuur en vlam stond, daar het zonlicht dat in de lens weer kaatste, hem bijna verschroeide. Toen flitste er plotseling een plan door zijn doffe hersens! Behalve het zoemen der bijen en het gekir van en kele duiven, verbrak niets de stilte. Gasparin draaide zijn hoofd om. Een van de twee Duitschers was vast in slaap en snurkte luid en de ander was op het punt in te dutten! Hij wachtte nog een paar minuten en toen was de kust vrij, met al zijn kracht rukte en wrikte hij om de touwen, die om zijn rechterarm zaten, los te krijgen. Hij voelde beweging, rukte nog eens en nog eens en na een laatste poging was zijn arm bevrijd, zijn hand bloedde van het rukken en trekken. Hoewel er misschien een kleine kans was om zich ge heel te bevrijden, durfde hij dit toch niet te probee- ren uit angst dat de twee Duitschers wakker zouden worden. Heel voorzichtig stak hij zijn hand uit naar den kijker en schroefde de lens er zachtjes uit. Hij hield den adem in, telkens naar de slapende mannen kij kend. De zon blakerde en schroeide met onverminder de hevigheid. Met uitgestrekten arm hield hij de lens nu scnuin boven zich en wachtte. Een rookwolkje kronkelde zich over het hout en hij zag dat er een rond zwart plekje ontstond onder den feilen cirkel van de lens. Gasparin bewoog het glas thans iets naar beneden, hij rook het schroeien van het hout. In weken en maan den had het niet geregend; het houtwerk was kurk droog. Er waren een paar kleine vlammetjes zichbaar, op drie plaatsen al. Het vuur kroop omhoog. Als de Duit schers wakker waren geweest zouden ze het nog wel hebben kunnen blusschen. Langzaam maar zeker lekten de blauw-en-oranje-vuurtongetjes naar boven, het vuur nam toe en zou zich uitbreiden. Het werk was goed gedaan, hij kon nu afwachten. Maar nu moest Gasparin aan zijn eigen veiligheid denken. Met zijn vrije hand begon hij aan de touwen te rukken, maar zij hielden hem stevig gebonden en hij had geen enkel werktuig om ze mee door te snijden. Hulpeloos en wanhopig worstelde hij; hij voelde het bloed in zijn ooren klop pen, terwijl de vlammen met*steeds grooter spoed hun weg vervolgden. Opeens werd een van de Duitschers wakker, blijk baar door het geknetter van het brandende hout. Hola, Schneider, word wakker, riep hij zijn ka meraad toe. Wat is er nu? De twee Duitschers sprongen overeind, woedend toen ze het seinstation in vlammen zagen. Ze vloekten en holden de barak binnen om water te halen, maar de welput was een kwartmijl verder. Ze probeerden met hun jassen de vlammen te dooven, maar daarvoor had het vuur zich al te ver uitgebreid. De droge planken brandden fel en de vlammen flikkerden als een groote oranje-blauwe vlag boven Gasparin's hoofd. Deze vergat zijn eigen gevaar, Wel bluffers, waarom geef je nu het signaal niet door? Ik heb mijn boodschap doorgezonden een boodschap die de andere seinstations door de lucht zullen lezen! De eene Duitscher keek hem woest aan. Ja, snauwde hij, we hebben de kans verloren om te sei nen, maar jij zult je leven verliezen! En Gasparin realiseerde zich nu, dat hij zonder genade aan zijn vijanden overgeleverd was. Kom, Schneider, help eens eventjes! En samen bonden zij Gasparin opnieuw stevig vast, terwijl zij de vonken van hun kleeren schudden. Zoo, ventje, lach ons nu maar uit! Het ga je verder goed, hoor! En een oogenblik later waren de twee Pruisische militairen verdwenen. Gasparin had zijn werk goed gedaan en de plannen van den vijand verijdeld, maar

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 14