HET SCHOT ONS ZEELAND 17 nu was zijn eigen toestand onhoudbaar. De hitte was ondragelijk, een vonkenregen daalde op hem neer, die gloeiende plekken op zijn lichaam achterliet. Plotse ling viel het groote, ijzeren rad, waaraan de seintou- wen bevestigd waren, met donderend geraas naar be neden. Het had geen haar gescheeld of het had hem getroffen. Maar zulk een dood was hem helaas niet beschoren! Even flikkerde de hoop in hem op, dat de hitte de touwen schroeien zou, maar als het zoover was, zou hij er wel niet veel meer aan hebben. Een dikke rookkolom omhulde hem; hij kon de zon niet meer zien en die moest er toch zijn? Waarom zou het anders zoo heet zijn? Zijn hersens werden dof, hij hijgde naar adem; zijn longen hielden het niet meer uit. Ineens zag Gasparin door den rook heen een ge stalte heel vaag zag hij haar, want zijn oogen staken en brandden. Iets levends kwam tegen hem aan en hij voelde iets kouds tegen zijn polsen. Hij merkte dat de koorden, waarmee hij gebonden was, losser werden en dat zijn armen vrij waren. Een moment later zijn enkels en zijn beenen en hij voelde zichzelf vallen in een bodem- looze zee van vurige, lekende vlammen. Toen hij de oogen weer opende, zag hij groene hoo rnen boven zich en het was heerlijk koel en vredig. Hij lag aan den rand van het bosch, vóór zich zag hij den kleinen heuvel, waarop het seinstation gestaan had. nu een vormelooze, smeulende massa. Hij herinnerde zich direct alles wat er gebeurd was; hij bewoog zich om op te staan, maar kermende van pijn viel hij weer terug. Hij sloot de oogen weer en even later voelde hij iets koels op het voorhoofd. Toen hij zijn oogen opsloeg, keek hij in de oogen van Colette. Er was een lange stilte, eindelijk vroeg Gasparin: Was jij datin dat vuur? Ja. Heb jij mij gered? Ja. Nadat ik je eerst bijna in den dood gejaagd heb. Waarom ben je gekomen? Ik ben den heelen tijd gebleven en heb mij achter de struiken verborgen. Ik zag wat je deed. - Waarom heb je je vrienden dan niet gewaar schuwd? Mijn vrienden?. O, begrijp je het dan niet? Je hebt zeker op het laatste oogenblik mede lijden met me gekregen? Ja, ik had medelijden met je. Een vage glimlach gleed over het gezicht van het meisje. Ik durfde je pas te hulp te komen, toen de anderen weg waren. Ik was zoo bang dat ik te laat zou zijn! -Je lokte mij van mijn post weg, bedroog me en. komt ten slotte om mijn leven te redden? Ik begrijp er niets van! Neen? En toch is het eenvoudig. Ik wilde je van het seinstation weg houden en toen dat niet kon wilde ik je trachten te redden. Ik had daar een goede reden voor. Wat is die reden? Dat ik van je houd, kwam het aarzelend. Jij van mij houden? Gasparin probeerde zich op zijn elleboog op te richten. Hij sprak op ruwen toon: Is dat waar, of zeg je dat nu alleen maar om je zaak te dienen? Maar zij antwoordde op rustigen toon: Ik houd meer van je dan van welke zaak ook meer dan van alles ter wereld. Het is misschien Gezicht op de kerk van Tholen van uit de Oudelandsche poort. schandelijk om het te zeggen, maar ik schaam me er niet voor, Michel. Gasparin liet zich weer op het mos vallen. Hij sprak weer, terwijl hij haar strak aankeek. Toen ik half bewusteloos was, dacht ik dat het een engel was, die me kwam redden, zei hij langzaam. En ik was het maar! Ze glimlachte een beetje treurig. Dus je hebt je leelijk vergist! Neen, ik geloof toch niet, dat ik me vergist heb, zei Michel Gasparin peinzend. door J. P. B a 1 j Hij had geen gelegenheid meer zich tijdig te ver bergen, want de schuurdeur ging open, eer hij erop ver-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 15