WAT TTAAT
18
ONS ZEELAND
dacht was, en het licht van een carbid-lantaarn be
scheen hem. Even bleef het stil, lang genoeg voor de
persoon, die de lantaarn droeg, om den ontvluchten
gevangene grondig op te nemen, en te zien, dat hij er
in zijn gevangenisplunje, met zijn uitgehongerd gelaat
en wilden stoppelbaard, allesbehalve vertrouwenwek
kend uit zag.
Zoo, zoo hoorde hij een kalme vrouwenstem zeg
gen,^ j ij bent dus de ontvluchte misdadiger, die nu
al sinds drie dagen de heele streek in rep en roer ge
bracht heeft? Ik meende gerucht in de schuur te hoo-
ren en heb me dus niet vergist".
Wanhopig trachtte de vluchteling zich op te richten,
doch uitputting en honger deden hem met een kreun
weer terugvallen in het stroo, waarop hij lag. Aarze
lend, met wantrouwen in de oogen, trad de vrouw een
stap nader. De voortvluchtige zag, dat ze een kleine
revolver in de hand had.
,,Je kunt hier niet blijven", zei ze scherp. ,,Ik heb
niets tegen je, en wil je wel helpen. Kom mee, vóór
mijn man thuiskomt hij is één van je achtervolgers.''
De onverwachte hoop gaf den vluchteling nieuwe
krachten. Wankelend richtte hij zich op, en op zijn bee-
nen trillend, volgde hij de vrouw, die hem voorging
naar haar woning.
De gezellige kamerwarmte deed een rilling van genot
door zijn verkleumde leden gaan; in zijn oogen kwam
een waanzinnige gloed, toen hij gretig de geur van
warm eten opsnoof.
Schijnbaar zonder op hem te letten, doch in werke
lijkheid elk zijner bewegingen scherp bespiedend,
schoof de vrouw voor hem een stoel aan tafel. Kalm
zette ze een pannetje eten voor hem, waarop hij als
een uitgehongerde wolf aanviel.
Tegenover hem gezeten, bleven haar oogen onafge
wend op hem gericht. En om haar mond speelde een
bijna onmerkbaar, cynisch lachje.
Toen er niets meer in het pannetje was overgebleven,
stond de vrouw op.
„Ik heb niet veel reden om het gezag behulpzaam te
zijn sprak ze op bitteren toon, „daarom zal ik je
helpen vluchten. Ik heb wat oude kleeren van mijn
man, die zal ik je geven. Ik zal je vertellen, hoe je
gaan moet, om je vervolgers te ontloopen.
Plotseling hield ze luisterend op, en met gespannen
aandacht keek ze naar de deur. Dan pakte zij den ont
vluchten boef, die door het stevige maal na het lange
vasten en door de warmte, welke er in het vertrek
heerschte, in een half-bewusteloozen toestand was
geraakt, bij den arm, en scherp fluisterde ze hem toe
„Ik hoor voetstappen buiten. Dat kan mijn man
zijn. Hij mag je hier niet vinden, hij kent geen erbar
men. Vlug, in deze kast.
Snel duwde ze hem in een ruime wandkast, en sloot
de deur achter hem dicht. De angst, die plotseling
weer bij den man oplaaide, nu er nieuw gevaar dreigde,
deed hem weer helderder denken. Hij hoorde, hoe de
huisdeur geopend werd en even later klonk een zwa
re mannenstem in de kamer. Bevend luisterde hij toe,
doch de zware kastdeur verhinderde hem, iets van
het gevoerde gesprek te verstaan. Tóch kon hij uif
den toon van den man opmaken, dat daarbinnen ge
twist werd.
Een oogenblik werd het stil, en de hoop herleefde
in hem, dat de man hem niet ontdekken zou. Doch die
hoop bleek ijdel, want onverwachts werd de kast open
gerukt en vóór hem stond een forsche, stevige kerel,
die hem met een valschen grijns om de lippen aan
staarde.
„Haha, hierin heb je hem dus geborgen", grinnikte
de man. „Kom er maar uit, vriendlief, de duizend
francs belooning, die er op je hoofd gesteld zijn, heb
ik verdiend".
Toen gebeurde er iets onverwachts!! Vanuit de ka
mer klonk een doffe knal, even ging er een schok door
het groote lichaam van den man, die den vluchteling
wilde gevangen nemen, dan zakte hij zonder geluid
te geven in elkaar. En geen seconde later viel er nóg
iets voor de voeten van den verbaasden ontsnapte.
een rookende revolver!!
Als versuft keek de misdadiger naar het tooneeltje,
dat zich in een spanne tijds had afgespeeld. En zijn
starre oogen waren nog steeds op den doode gericht,
teen een ander het vertrek binnenstapte. Als van verre
klonk de stem van de vrouw hem in de ooren, die op
kouden toon aan den politie-beambte verklaarde
„Hoe hij is binnengekomen, weet ik niet. Misschien
maakte hij van een oogenblik gebruik, dat ik in de
schuur was. Wij hoorden gerucht in de kast, toen mijn
man ging kijken, schoot de boef hem neer!!"
En toen hij willoos werd weggeleid, ving hij nog juist
een triomfeerenden blik van de vrouw op, die met een
eigenaardigen glans in haar oogen naar het doode
lichaam van haar man keek.
Oplossing volgende week.