M) 14 ONS ZEELAND VROEG IN DEN OCHTEND. No. 184. De Fran- schen noemen het een saut de lit, en de Engelschen een dressing gown men trekt het aan 's ochtends als men uit bed stapt, voor het bad of voor men lust heeft de dagelijksche japon aan te trekken. Weet gij nu, lezeres, wat we bedoelen Er bestaat helaas geen be hoorlijke Hollandsche naam voor, tenzij men het woord kamerjapon wil gebrui ken. Deze dressing gown dan is van per zik-kleurig satijn met als versiering een lijnornament a jour. Het overslaand voor pand valt tot op de linkerheup en sluit hier met een siergesp en groote druk knoop. Het halsbandje met strik en linten is aan de japon bevestigd. No. 185. Er zijn mondaine vrouwen, die cocktails drinken en sigaretten rooken en al haar geld spendeeren aan mooie kleeren. Zij hebben uitgevonden dat de dressing gown waarvan hierboven sprake is, niet altijd „chic" is en meenden dat een ochtendpyama als de hier afgebeelde haar beter zal kleeden. Ons^model is van wit toile de soie met strikvormige incrus taties op de zakken, de mouwen en bij de sluiting. Deze inzetsels zijn lavendel blauw (evenals kraag en .broekomslagen) en zijn geheel omgeven door een a jour randje. De teekening toont ons tevens een vergrooting der incrustaties met de a jour randen. DE „ECHTE LACH. Een van de goede gaven, welke een mensch zijn toe bedeeld, is het lachen. Ik bedoel het ech- te, gulle lachen, spontaan opborrelend en losbrekend als een weldadige dauw. Het gemaakte, geaffecteerde, hautaine lachje verfoei ik. Dan zie ik maar liever een zuur gezicht, dat zich geen moeite geeft anders te willen schijnen, dat is ten minste niet geforceerd, niet oneerlijk. Maar die zuurzoete lachjes, die gepaard gaan met bedekte hate- lijkheidjes, met stiekeme toespelingen, behooren niet tot de goede gaven, veeleer tot de slechte gewoonten, die de mensch zich eigen heeft gemaakt. Lachende iemand te kwetsen, lachende de meest valsche rol te spelen, behoort helaas niet tot de zeldzaamheden. maar een gevoelsmensch weet oogenblikkelijk de „ech te lach van de „onechte" te onderscheiden. Laten wij ons nooit schamen voor een gullen lach. Het doet ons goed en wellicht kunnen we ook anderen er door opvroolijken. IRIS, SALADE VAN BIETEN. De bieten koken en daarna van de schil ontdoen. Vervolgens worden ze in schijfjes gesneden of wel in blokjes en onder de azijn gezet gedurende twee uur als dan de azijn er weer afgogoten is, kan men kruiden met zout, peper en een weinig slaolie. WORTELTJES A LA VICHY. Kies heel jonge en kleine peentjes, maak ze schoon en zet ze op het vuur in versche boter en wat zout. Voortdurend roeren opdat ze zich niet vast zetten. Als ze bijna gaar zijn bestrooien met suiker en verder mooi bruin laten wor den. Men kan inplaats van kleine, ook grootere peen nemen, maar dan in reepjes gesneden. KOMKOMMER. Neem groene komkommer, schil ze en deel ze in de lengte in vieren, haal er dan de pitten uit, snijdt ze in reepjes en doe ze in gezout ko kend water. Ze zijn spoedig gaar. Haal ze dan uit het water en laat ze uitdruppen in de vergiet. Vervolgens kan men ze kruiden of wel braden in vleeschjus en naar verkiezing opdienen met bechamel- of botersaus. twee graafschappen, waarnaar de spoorweg zijn naam draagt. De trein werd gereden door William Smith hij had al twintig dienstjaren, waarvan hij er een tiental machinist was geweest. Zijn maat, de stoker, heette Joseph Lockwood en de remmer op de goederenwagen achteraan heette William Severn. De trein bestond uit drie en vijftig wagens en een tientons goederenwagen met remmen. Van de goederenwagens waren er twee en twintig geladen en een en dertig ledig. Het gewicht was ongeveer drie honderd zes en tachtig ton, een gewoon gewicht voor een goederentrein. Op een gegeven oogenblik begon de trein de heu vels op te klimmen; een extra machine hielp tot de zwaarste helling naar Copy Pit bereikt was. Smith bracht zijn trein langzaam over den heuvel en liet

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 14