Fotowedstrijd
ié
ONS ZEELAND
,,Het aantal amateur-fotografen die iets beteekenen,
neemt in Zeeland geweldig toe", hoorden we een des
kundige onlangs beweren. En zoo is het ook! Vooral ge
durende de zomermaanden is in onze provincie het foto
grafeeren tot een sport geworden die met toenemenden
hartstocht wordt beoefend.
Teneinde dezen vooruitgang der liefhebberij-fotografie
eens tot uiting te doen komen, hebben we besloten tot
en met 30 September voor de lezers van ,,Ons Zeeland"
een fotowedstrijd te organiseeren.
Tot dien datum zal in ieder nummer van ons blad
één foto worden geplaatst, afkomstig van een fotogra
feerend lezer, die het fotografeeren als amateur beoefent.
Beroepsfotografen zijn dus buiten dezen wedstrijd gesloten.
Het behoeft natuurlijk geen betoog, dat alleen de beste
en meest geslaagde inzendingen voor een plaatsje in aan
merking zullen komen.
De inzenders van de foto('s) (opname van aardige
groepen; dus geen stads-, dorps- of landschapsgezich
ten) welke in „Ons Zeeland" gereproduceerd worden, ont
vangen als tegenprestatie een aardige verrassing.
Fotografeerende lezers, aan den arbeid dus. Legt in de
zomersche dagen aardige gebeurtenissen op de gevoelige
plaat vast en doet ons het resultaat van uw werk toe
komen. We stellen niet den eisch, dat de foto's binnen de
grenzen van Zeeland opgenomen worden.
Toen de machine het lichtsignaal bij Stansfield Hall
passeerde, zag Smith den man van het seinhuis uit
het venster hangen, die een groen licht zwaaide.
„Jelui zijn losgebroken!' brulde de man. „Rijd door!
De goederenwagens komen er al aan".
De machine vloog voorbij, de machinist zette de
machine weer op volle kracht. Toen hij achter zich
keek in doodsangst omdat hij vreesde, dat de
lichten uit de mist zouden komen opdagen, zag de
stoker Lockwood, dat de man het signaal op onveilig
had gezet en een rood licht buiten hing. Wat gebeurde
er nu achter op de wagens? Hoe zou het met den
remmer William Severn gaan? Toen zij uit Copy Pit
waren weggereden, was hij gaan zitten om zijn boter
ham op te eten. Hij merkte niets bijzonders en de
trein reed ongeveer vijftien a twintig mijl per uur,
toen hij bij Portsmouth, zooals altijd, zijn hoofd naar
buiten stak. Tot zijn ontzetting zag hij een rood licht.
het onveilig signaal.... uit het blokhuis. „Jelui zijn
losgebroken", waren de vreeselijke woorden, die de
man hem toeschreeuwde..
De wisselwachter had gemerkt, toen de machine het
blokhuis voorbijreed, dat er maar drie wagens aan vast
zaten...., tenminste niet meer dan vier, zooals hij
later zei. Hij kon de rest van den trein niet zien, daar
om gaf hij onmiddellijk het „trein losgebroken" signaal
aan het volgende blokhuis in Stansfield Hall. Hij ging
naar de telefoon en gaf het bericht aan de blokhuizen
Todmorden 3 en 4 en hij zette ook eenige mistsignalen
uit. Toen hoorde hij dat de losse wagens kwamen aan
rollen.
Hij zwaaide een rood licht, dat de remmer in den
achtersten wagen opmerkte. De baanwachter schreeuw
de hem daarop het bovenstaande toe. Er was een tus-
schenpoos van nauwelijks een minuut tusschen het
passeeren van het eerste en van het tweede gedeelte
van den trein voorbij het blokhuis. Schijnbaar werkten
de remmen niet de mist maakte de rails glibberig.
De remmer besefte het gevaar, waarin hij verkeerde
net zoo goed als de stoker en de machinist. Hij behield
echter zijn tegenwoordigheid van geest; was rustig en
kalm, direct, toen hij zich van den kritieken toestand
bewust werd. Hij zette zijn rem aan, tot hij haar met
geen mogelijkheid verder kon krijgen, maar zonder
resultaat.
Hij wist niet hoe ver de machine hem voor was; hij
kon er niets van zien. De eene hand had hij aan de rem
en met de andere hield hij een groen licht omhoog in
de hoop dat de machinist het zien zou. Hij keek maar
steeds uit en hield het licht voortdurend omhoog. De
wagens raasden met steeds woester vaart voort tus
schen de stations van Cornholm en Stansfield. Nog
steeds hield Severn zijn hand op de remmen, maar de
helling liep vrij steil naar beneden en de vier en veer
tig wagens voor hem deden zijn pogingen op niets uit-
loopen. Toen de man in het blokhuis in Stansfield
Hall den stoker Smith gewaarschuwd had, dat hij
afgekoppeld was en het roode licht uitgehangen had,
vloog hij naar buiten en zette drie mistsignalen op de
rails op ongeveer vijftien meter afstands van het blok
huis. Voor hij weer binnen was, donderde het tweede
deel van den trein voorbij en de mistsignalen ontplof
ten. Hij berekende dat het tweede gedeelte van den
trein ongeveer een halve minuut achter het eerste was
en een vaart had van ongeveer vijftig mijlen per uur.
Vonken vlogen uit den wagen waar de remmer op
was en waarvan de wielen werden geremd. Het was
een vreeselijke rit op leven en dood tusschen de ma
chine en het achterste deel van den trein. Maar de
remmer dacht maar aan den kapitein van een schip die
op zijn post bleef, wat er ook gebeurde. Hij was al
vijf en twintig jaar remmer geweest, maar hij had zoo
iets vreeselijks nog nooit beleefd. Hij stond als een
waanzinnige met zijn lamp te zwaaien als of hij den
stoker tot meer spoed wilde aanzetten. Hij wist niet
waar de machine was, en 't was hem beklemmend dui
delijk, dat niets een ongeluk kon verhoeden. Het was
pikdonker en het leek hem of hij door een groote af
grond vloog. De remmer alleen op zijn wilden trein met
zijn dolle vaart, die iedere seconde sneller en sneller
reed zonder dat er eenige kans was om die vaart te
verminderen of om te stoppen had het ontzettende voor
uitzicht ieder oogenblik met zijn wagons op het ge
deelte voor hem te pletter te kunnen loopen. Zelfs als
't den mannen op de locomotief zou gelukken om er
af te komen, wat zou er met hem gebeuren? Met onaf
wendbare zekerheid zouden de voortrazende goederen
wagens uit de rails vliegen en op en onder elkaar
donderen,
In een kort, helder, vreeselijk oogenblik realiseerde
hij zich dit alles. Hij kwam in de verleiding om er
af te springen om aan de afmattende spanning te ont
komen, aan die folterende onzekerheid, aan dezen
verschrikkelijke rit. Maar hij wist deze opflitsende ge
dachte te beheerschen. Nooit had hij een trein met
zoo'n krankzinnige vaart zien rijden. Hij vloog een
bocht in Stansfield Hall door met zulk een snelheid,
dat hij dacht dat de trein uit de rails zou vliegen,
Vier mijlen steeds den heuvel neergaand, duurde die
vreeselijke jacht. Met een vaart van vijf en twintig mijl
per uur donderde de losgelaten goederentrein met zijn
hulpeloozen passagier over de rails en passeerde blok
huis Nr. 4.