18
ONS ZEELAND
DE INBRAAK
door J. P, B a 1 j
't Was een sombere Januaridag, uren en urenlang
had een miezerig regentje Amsterdam geteisterd en
de groote stad herschapen in een modderpoel.
Vroeger dan anders was men verplicht licht te ont
steken en ook mevrouw Toornstra, die in één van de
buitenwijken een keurig villatje bewoonde, had reeds
om 4 uur den somberen dag buitengesloten, haar prach
tige schemerlamp op den schoorsteenmantel gezet, een
heerlijke Chesterfield bij den haard geschoven, en ge
noot nu intens van een boeienden roman. Ze ging er
geheel in op de hoofdpersonen, twee ongelukkige ge
lieven, die een strijd tot het bittere einde hadden aan
gebonden tegen de halsstarrige tegenwerking der we-
derzijdsche ouders, hadden als laatste middel besloten
tot een middeleeuwsche schaking, die door den schrij
ver op een dergelijke spannende en realistische wijze
was beschreven, dat het het romantische mevrouwtje
Toornstra een blos naar de wangen had gejaagd. In
gedachen was zijzelf het lieve hoofdpersoontje, dat met
den geliefde in een snelle race-auto voortsnorde naar
het geluk, achtervolgd door een poütie-auto, waarvan
de inzittenden, door haar verbitterden vader ingelicht,
hen hardnekkig nazette.
Juist was ze op het moment gekomen, dat de twee
jonge waaghalzen een onbewaakten overweg voorbij-
suisden, op gevaar af door den in pijlsnelle vaart na
derenden sneltrein te worden verpletterd, toen ze
meende, uit het achterhuis verdachte geluiden waar te
nemen. Met feilen angstklop in het hart tegenwoor
dig las je immers niets anders, dan van moord en dood
slag, de inbrekers werden hoe langer hoe brutaler!
legde ze haar boek in haar schoot, en luisterde dood
stil, trillend van emotie, naar een herhaling van de zoo
even vernomen geluiden, Ze was maar alleen in huis,
het dienstmeisje had ze vroeg weggezonden, om onge
stoord van haar roman te kunnen genieten, haar man
kwam pas over anderhalf uur thuis en wapens had ze
niet bij de hand. Trouwens, al had ze die gehad, dan
zou het angstige kind-vrouwtje er nog geen gebruik van
hebben durven maken
O, daar hoorde ze het weer, een knarsend geluid, als
werd er een raam opgeschoven. De beweging van schrik,
die ze onwillekeurig maake, deed haar boek op den
grond glijden, wat haar een nieuwe angststuip be
zorgde. Ze beefde over al haar leden, als het een in
breker, misschien zelfs wel een moordenaar was, zou
ze aan zijn genade of ongenade zijn overgeleverd.
Zou ze zich vlug verbergen Of hard om hulp gil
len Maar dan had ze kans, dat de kerel haar meteen
een kogel door het hoofd joeg, en het leven was te
mooi, om er nu al afstand van te doen.
Ze hoorde nu sluipende voetstappen in de gang en
het bloed joeg haar wild door de aderen. Als het niet
zoo gruwelijk angstig was geweest, zou ze zich bijna
een heldin hebben gevonden. En steeds duidelijker wer
den de schreden, de kerel wist bepaald, dat zij maar
alleen in huis was, trachtte niet eens zijn voetstappen te
dempen. En zonderling, ze begreep later zelf niet, hoe
ze nog zoo helder had kunnen denken in die oogenblik-
ken van doodsangst, maar het schoot door haar aardig
kopje, dat de man toch maar een beginneling in zijn
vak kon zijn, anders had hij toch zeker rubberzolen
onder zijn schoenen gehad, zooals je altijd in die heer
lijk-opwindende detective-romans las.
In ditzelfde oogenblik werd de deur van de kamer
geopend, en trad de man binnen Onmiddellijk reali
seerde ze, dat de stakker niet den indruk van een be
roepsmisdadiger maakte. Weliswaar vertoonden zijn
kleeren sporen van verval, maar de fijne snit ervan
bewees, dat de drager betere dagen moest hebben ge
kend. Ze betrapte er zich zelf op, dat een gevoel als
van medelijden haar hart binnendrong, de stumper had
bepaald veel tegenspoed in het leven gehad, nu lag
misschien zijn vrouw doodziek en greep hij in wanhoop
dit laatste, zij het dan ook onwaardige middel aan,
om zich geld te verschaffen.
In zijn linkerhand hield hij een groote zak,. de
zak, waar zijn werktuigen in zaten, schoot het door
haar brein, en waar straks de buit in moest.
Weer naderde de man een stap, toen maakte hij tot
haar verbazing een uiterst correcte buiging, en sprak
„Mevrouw, ik vrees, dat de bel stuk is, tenminste mij
werd op mijn schellen niet open gedaan. Daarom ben
ik zoo vrij geweest, op deze eenigszins bijzondere wijze
binnen te komen. Ik ben vertegenwoordiger van de
„Gecorrigeerde Stofzuiger "-Maatschappij. U staat mij
zeker wel toe, dat ik even een kleine demonstratie geef
met ons zeer geperfectioneerd artikel?"
Waarop zit deze Arabier?
(Trek een lijn uit punt 1 naar punt 2. 3, 4 en 3 totdat je
in punt 89 uit komt.
De oplossing van het vorige raadsel is
één lijn te trekken van 3 naar 4
één lijn van 4 naar 6
vervolgens van 5 naar 7
van 3 naar 7
van 9 naar 12
van 10 naar 13
van 11 naar 14
en ten slotte een deel van de lijn 1 naar 8.
Het resultaat is nu een huisje met een hooge schoorsteen.