tërai~DE jeugd: VERHALEN VOOD: De voordeur die „aan" stond door 8 ONS ZEELAND (Vervolg). Het duurde lang voor dat Gapper een middel ge vonden had om z'n concurrent voorgoed het stelen af te leeren, maar eindelijk kreeg hij een idee, zóó schit terend, dat hij haast een luchtsprong maakte van vreug de, alleen al bij de gedachte dat Neemweg nu voor langen tijd in het cachot zou worden opgesloten. Den volgende avond zou hij zijn plan reeds ten uit voer brengen. Het was ongeveer met zonsondergang, toen Gapper den volgenden dag met een pakje onder z'n arm de poort uitliep en den landweg insloeg die naar het dorp leidde. Een glimlach speelde om z'n lippen toen hij dacht hoe fijn hij Neemweg er in zou laten loopen. 's Middags had hij een buurman uitgenoodigd om eens een potje bier bij hem te komen drinken, en toen heeft hij, nadat z'n buurman reeds meer dan een uur bij hem op visite was, hem in vertrouwen eenigè kost baarheden laten zien, onder andere een zilveren beker, die hij altijd heel zorgvuldig in een kast bewaarde. Toen z'n buurman deze voorwerpen gezien had, waar schuwde hij Gapper nog, vooral voorzichtig te zijn met zulke kostbaarheden, want tegenwoordig scheen niets meer veilig. En nu was hij op weg naar het dorp met een pakje onder z'n arm, waarin de kostbaarheden Nadat hij een half uurje geloopen had, zag hij in het halfduister een gedaante aankomen. Wie zou dat zijn, dacht hij, maar tegelijkertijd be merkte hij dat het Neemweg was. „Hm," bromde hij in zichzelf, ,,wat doet die nou nog zoo laat op pad, maar enfin, het is toch eigenlijk wel gemakkelijk, want ik kan hem vanavond best mis sen, het kom me nu goed van pas bij de^ uitvoering van m'n plan en reeds verheugd op den goeden uitslag, riep hij vroolijk „Goeden avond, Neemweg „Goeden avond," klonk het antwoord. (Wordt vervolgd). JOHAN KONING. Het anders zoo rustige huishouden van Pa en Ma Walpoot was sedert een week in hevige beroering. Dat was wel iets heel bizonders, want sedert eenige jaren was alles „rust" in het leven van Ma en Pa Walpoot. Zij bewoonden een rustig bovenhuis in een rustige straat van een rustig stadsgedeelte van de residentie, zelden stoorde een ongewoon geluid de rust van de stil le Duinoordstraat. Ze hadden, dat was waar, een on rustige dochter gehad, een erg onrustig meisje, maar dit eenig kind was vijf jaar geleden naar Indië ver trokken en eigenlijk was eerst van dat oogenblik af de rust in het huis van Pa en Ma Walpoot volkomen ge worden. Met de drukke Lize in huis was de atmosfeer nog al eens „geladen" geweest. Lize was een wonderlijk meisje, eenig kind en een kostbaar kind. Pa Walpoot had heel wat „bijwerk" moeten doen om de uitgaven die zijn dochter maakte te kunnen bestrijden. Ze hield van mooie toiletten en was dol op allerlei exotische snufjes die Haagsche winkels voor een cosmopolitisch publiek etaleeren. Pa Walpoot noemde zijn dochter's boudoirtje een „rare kiekkast", maar haar vele vrien dinnen en vrienden die er thee kwamen drinken met fijne bonbons (die Pa Walpoot betalen moest) vonden het er erg artistiek. Totdat Lize plotseling haar Haag sche kringetje te benauwd werd en ze naar Indië wilde. „Dat kan", zei Pa Walpoot toen ze het hem voor stelde. De tijd was allang voorbij dat hij van Lize's voorstellen in de war raakte. Door zijn relaties kreeg Lize een plaats op een groot kantoor in Soerabaja, aanvankelijk een groote leegte achterlatend, die weldra als weldoende rust werd ge waardeerd. Door Pa en Ma Walpoot tenminste. Want Lize had nog een tante die, omdat ze in Dokkum woonde, dol op haar nichtje was. Ze zag haar niet vaak, maar de keeren dat ze met haar nichtje samen was, verwende ze haar als een bloedeigen kind. Tante Roos was maandenlang „kapot" geweest na Lize's vertrek naar Indië, naar dat land met nakende zwartjes. In Dokkum had Tante Roos nooit veel koloniale kennis opgedaan. Ze schreef haar nichtje trouw iedere week en als er nu en dan eens een brief van Lize uit Indië kwam, dan was tante's Roos eerste verzuchting, wanneer ze met bevende hand den brief uit handen van den post bode nam: „Goddank, ze leeft nog". „Een wonder", zei dan de postbode, die ook zijn eigen gedachten over de Oost had. Lize, het wonderlijke meisje, maakte het in Indië wonderwel. Zij was er nog geen jaar, toen trouwde ze een rijken man „in de suiker". Pa en Ma Walpoot waren met dat bericht erg in hun schik geweest, 't Is jammer, dat ze niet een jaar eerder naar de Oost is Vervolg op bladz. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 8