3 MET EEN BRUINISSER MOSSELBOOT NAAR ANTWERPEN ONZE FOTO PRIJSVRAAG. ONS ZEELAND door J. DE RONDE. „Een reisje mee gae maeke nae de stad Deze vraag werd mij gesteld, toen ik met een enorm Zeeuwsch brood, een z.g. vierponder onder mijn arm en gekleed in een blauwe schipperstrui en pantalon van dezelfde beginselen, mijn schreden richtte naar de haven van Bruinisse. Een ander inboorling van Schouwen-Duiveland zou met de „stad bedoelen Zierikzee, doch voor een Brui nisser mosselkweeker bestaat er maar één stad en dat is Antwerpen, De stad dus Antwerpen vormt meestal een intregeerend deel der gesprekken van de stoere mosselschippers wanneer zij niet aan hun zwa- ren arbeid zijn. Zij hebben het dan over de groote potten bier, den prijs der mosselen, de leut en alles hetgeen zij gedurende de afgeloopen reis naar de stad meegemaakt hebben. Deze gesprekken zijn altijd zeer luimig van aard, waarschijnlijk beïnvloed door den be kenden Vlaamschen humor of de nawerking van de genoemde pottekens bier. Wanneer ik dan ook mijn vacantie in Bru doorbreng, luister ik altijd met bij zonder genoegen naar de kluchtverhalen over de stad. Geen wonder dus, dat ik van de gelegenheid om eens een reisje mee te maken naar Antwerpen, een gretig gebruik maakte en vandaar de vraag van den ouden schipper, die mij in de voor mijn persoon ongewone schipperskleedij naar de haven zag gaan. Aan boord was alles reeds klaar voor 't vertrek. De vracht was reeds opgevangen, zooals men dit noemt en konden wij dus direct vertrekken. Een 27 P.K. motor, vertrouwelijk door de beman ning aangeduid met den naam „meschientje", werd op gang gebracht, de touwen los gemaakt en weldra tuften wij in het witte schuimspoor van een voorganger de haven uit. Vóór en achter ons zagen wij nog meer vaar tuigen, bestemd voor de stad. Meest allen voorzien van een motor. Het mosselbedrijf staat ook in het teeken van den geest dezer eeuw. „As je geen metor in je vaertuug eit, dan kun je nie meer konkereere," was de meening van den schipper. Dit werd mij weldra dui delijk, want de enkele hoogaarzen, die nog met de zei len naar Antwerpen voeren, lieten wij al gauw achter ons. De motor werd echter niet alleen gebruikt om vlug naar de stad te varen, doch hoofdzakelijk voor het korren der mosselen. Dit kan nu mechanisch gebeuren, hetgeen anders met de hand gedaan wordt, hetwelk veel krachtsinspanning en ook veel meer tijd vordert. Jammer genoeg hebben echter die motoren de welvaart der Bruinisser mosselkweekers en ook van de andere mosselkweekers in Zeeland, niet in de hand gewerkt. Als gevolg van de machinale werkwijze is de productie en dientengevolge den aanvoer der mosselen op de markt zóó groot geworden, dat het aanbod verre de vraag overtreft en aldus de prijzen zeer laag zijn ge worden. Na deze kleine materialistische uitweiding wil ik ech- „Aan de wasch" verwierf deze week een plaatsje en een prijs. Inzender van de foto is de heer H. Blok Sr te Kapelle. ter mijn reis vervolgen, welke begunstigd werd door het prachtige Septemberzonnetje, het goede getij en een Westelijk briesje, hetwelk benut werd om door middel van het zeil het meschientje wat te assisteeren. Om den hoek van het Nieuwlandje verloren wij de haven uit 't zicht en doemde links de watertoren van den Anna Jacoba Polder op, terwijl wij rechts aangegaapt wer den door eenige herkauwende koeien, die aan het Nieuwlandje lagen en daar gekomen waren met blijk baar geheel andere bedoelingen dan de Bruinisser jon gelui, die gewoonlijk op mooie zomeravonden dezen dijk bevolken. Het gestadig trillen, veroorzaakt door het meschien- je, is nu niet bijzonder geschikt om iemand in een romantische stemming te brengen. En toch. Stel U voor, gij, die daar genoeglijk Uw kopje thee gebruikt, gezeten in Uw fauteuil, dat gij U bevond in mijn plaats op de stampende, puffende en steigerende mosselgaljoot. U zat dan nog heel zacht zooals ik, op het fokzeil, te staren naar de voorbij scherende meeuwtjes, die telkens met een plons onderduiken om met een spartelend slachtoffertje weer boven te komen. U zag de lange sleepkasten voorbijvaren, de zwarte rookpluimen der sleepbooten, de aken, de tjalken mits gaders de andere vaartuigen gefabriceerd door de menschheid sinds zij voor 't eerst in een boomstam de wateren doorkliefden. Dit alles zou U ook, zoo niet in een romantische stemming, dan toch eenigszins aan 't mediteeren gebracht hebben, gelijk mij gebeurde. tot dat Kees, de zoon van den schipper, plotseling met een oolijken lach op zijn bruin-blozend gezicht uit het luik van het vooronder opdook en mij een indrukwekkend

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 3