ONS ZEELAND 5 mosselschippers opgedischt, vooral wanneer ze in de stemming zijin weten ze veel van die guitige herinnerin gen te vertellen. De formaliteiten bij de Belgische douane namen wei nig tijd in beslag en mijn Bewijs van Nederlanderschap hetwelk ik in angstvallige gereedheid had gehouden, behoefde geen dienst te doen. Er kwam zelfs niemand aan boord om het een en ander te visiteeren, ook op de terugreis niet. Dit was gedurende, en eenigen tijd na den oorlog anders, verhaalde mij de schipper. Dan werd alles onderzocht en als je pit most maeke was je nie gelukkig. Dit put maken bestond hieruit, dat dan de mosselschippers onder toezicht der beambten de lading mosselen zoodanig moesten verwerken, dat de, buiten helling, d. i. de bodem van het vaartuig, bloot kwam om te laten zien dat er onder de mosselen geen smokkel waar verborgen lag. Nu kon echter vlug doorgedraaid worden naar de stad, waarvan dan ook eenige uren later de lichten reeds opdoemden uit de duisternis. Een mooi schouw spel bieden de vele groote en kleine lichten der zee schepen, die aan de lange kaden gemeerd liggen. We vaarden langs de lange serie opslagloodsen der Red Star Line. In havens zooals Antwerpen en Rotterdam wordt altijd door, dag en nacht, gearbeid aan het laden en lossen. Door de nachtelijke stilte klonk het ge rinkel der kettingen van de heen en weer draaiende Kranen. Het geknars en gebons der, uit het ruim op gehaalde kisten en pakken en het geroezemoes van pra tende en schreeuwende bootwerkers. We hadden nu ongeveer zeven uur gedraaid vanaf Bruinisse naar Antwerpen. Een zeilboot doet dit met gunstigen wind en getij in circa 12 uur, wat echter bij tegenwerking dezer beide factoren vanzelfsprekend veel langer duurt. De brug, die ons den toegang moest verleenen tot de binnenhaven, werd binnen het eerste uurke niet ge opend, zei de brugwachter. Ik vond het nu geraden om maar ter kooi te gaan, want voor een eventueele overvaring onzer arke door een van die machtige zeekasteelen bestond geen vrees meer. Jaop bracht, door het verstellen van eenige planken, de voor mij bestemde kooi in het vooronder in orde en terwijl de anderen nog opbleven om de boot in de binnenhaven te halen, overviel mij weldra een droomverwarring van mossels, krukels en kommen thee. Ondanks de minder frissche sfeer in het vooronder- tje, waar wij met z'n vieren in sliepen, mocht ik een on gestoorde nachtrust genieten en werd zoo tegen acht uur den vo1 gen den morgen gewekt door het luidruchtige havengedoe, waaraan Antwerpen zoo rijk is. Ik stak mij vlug in de kleeren en na mij, met behulp van de puts, gewasschen te hebben, nuttigde ik mijn ontbijt, hetgeen zonder de etiquette van gedekte tafel spoedig ge beurd was. Onze boot lag aan haar eigenlijke lossingsplaats, de Waalsche Kaai. Rondom ons lagen nog veel meer mosselprauwen waarvan het grootste gedeelte afkomstig van Bruinisse. Het lossen met de daaraan verbonden herrie der, on gearticuleerd schreeuwende, mosse1meiden, was reeds volop aan den gang. Het een en ander gaat betrekkelijk nog al vlug in zijn werking. Beneden in de last van het vaartuig scheppen de scheppers de manden vol, die dan weer door middel van een touw waaraan een haak bevestigd is, met een ruk op de hooge kade geheschen worden. Op de kade worden de mosselen, die bestemd zijn voor de verzending naar Parijs en andere steden tot diep in Frankrijk, weer in zakken van 50 kilo inhoud gedaan. De grootste mosselen zijn echter bestemd voor de mosselmeiden. Deze komen met hun karretjes aan- De acrobaten boven de huizen a-an den arbeid. Honderden toe schouwers sloegen in Goes de verrichtingen der kunstenmakers op den stalen draad gade. gesjouwd en na geladen te zijn verdwijnen zij er ijlings mee naar de vischmarkt. Gedurende het lossen zijn de kwinkslagen der luchthartige Vlamingen niet van de lucht. Elke mosselschipper heeft een passende bijnaam. Daar waren 't Ballonneke, een dikbuikige schipper, t Priesterke, iemand met een zeer bezadigd voorkomen, voorts den Kaoskop, den Scherpe, Lotteke Bas, enfin allemaal hadden ze zoon bijnaampje. Wanneer het lossen gebeurd is, wordt op t kantoor van den mosselmerchand afgerekend en daarna een pint gepakt in de stammené. Een café wordt hier estaminet of kortweg stammené genoemd en menig potteke Bok wordt hier naar binnen gespoeld. De schippers hebben franken en zijn royaal en de Belgen, zoo lang ze nog niet op de voering krabben, geven er eentje weg bij elke gedegenheid. Loewies heit een borelingske van z'n wijf gehad en omdat 't een menneke is geeft ie 'n dubbel rondje en Albèr schenkt een potje nat omdat Ons Heer de zon zoo schoon laot schiene.... En zoo gaat het leutige Vlaamsche leven. Het is wel leuk de mosselmeiden zoo eens gade te slaan in hun eigenlijk milieu op de vischmarkt. Met een rappe beweging openen zij de mosselschelpen om de visch (een mossel wordt ook visch genoemd) er uit te doen vallen. Het is bewonderenswaardig welk een vaar digheid deze vrouwen en ook de jonge meisjes hierin bezitten. De aldus van hun schelp ontdane mosselen worden dan per maat verkocht en menigmaal moest ik hooren ,,Ahwel meneerke, hoeveul mossele mot ge hebbe of ook wei zult ge 'n schoonen visch meepakkc men neke Naast het slachten van; gezouten haringen, haaitjes, pijlstaarten en andere waterbewoners, leggen de visch- meiden ook een groote vakkennis aan den dag in het kijven. Dit laatste vormde voor mij een niet geringe attractie, hoewel den rad-dreigenden woordenstroom gewoonlijk voor het grootste gedeelte voor mij bar- goensch was. Naast de andere opmerkingswaardige dingen van Antwerpen, die eigenlijk buiten de lijnen van mijn relaas liggen, werd mijn aandacht herhaaldelijk ge trokken door sommige obscure kroegjes in de haven wijken waar voor de ramen een gefrankeerde briefkaart hing, waarop „Gevraagd deftige juffer voor het buf fet." Zonder in nadere détails omtrent de deftige juf fers te treden, vond ik het echter vreemd, dat men

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 5