MAISON CODI p REEEEIÖ EN POEDEES Japonnen, Mantels en Hoeden Het einde van de staking te Vlissingen. NASCHRIFT. 6 ONS ZEELAND voor een dergelijke wijze van vraag en aanbod, porto of belasting moet betalen. Althans wanneer geen brief kaart gebruikt werd, was er een belastingzegel op de bilj eten ook die aan de muren en zuilen geplakt. Bij mijn tocht door de stad werd in „Het Steen", vroeger een gevangenis, doch thans ingericht als mu seum, mijn belangstelling nog getrokken door een bron zen statuette van den voormaligen Duitschen keizer, waar omheen eenige miniatuur kanonnetjes gegroe peerd met de inscriptie „De grootste gek van Europa met zijn speelgoed". Een minder vleiende spreuk dus voor Wullum in Doorn, die intusschen meer vermaak schijnt gevonden te hebben in het ontleden van boom stammen. Jammer voor mij, waren wij (ik bedoel de boot) reeds vroeg gelost, zoodat wij één uur in den namid dag de stad weer al verlieten. Nu kon ik echter de Schelde bij daglicht aanschouwen en constateerde dat zij met haar bedrijvigheid in geenerlei opzicht behoeft onder te doen voor Rotterdam. De „Belgenland", die wij voorbij vaarden en waarbij ons vaartuig vergeleken slechts een notedop scheen, wekte de. lust bij mij op ook eens een van haar beroemde trips om de wereld mee te maken, waarvan echter bij gemis aan het noo- dige aardsche slijk wel niet veel komen zal. Nu het vaartuig leeg was, tuften wij met een ge zwind gangetje huistoe. Onderweg haalden wij een, tegen den wind pran gende (laveerende) zeilmakker in, die ons vroeg of ie 'n endje op mocht gooie. Hieraan werd gevolg gegeven en fungeerde ons vaartuig meteen als sleepboot. De schipper, die met ons meesleepen mocht, scheen nog al Bijbelvast te zijn. Hij betitelde althans ons als zijnde Barmharige Samaritanen, want zeide hij ,,'k Oad al an Piet van Arjaon e vroge of 'k 'n endje achter mocht ange me die oade geen tied dat was dus, net as uut de Biebelsche Geschiedenis, de Priester in de Schele Kees wilde ons oak nie meeneme dat was de Leviet, dus binne julder noe de Barmhartige Samaritaan. Over 't algemeen is de Zeeuwsche mosselschipper echter breed van opvattingen, want hoewel eigenlijk allen concurrenten, gaan zij op den meest vriendschap- pelijken voet met elkaar om en een, met stilte of tegen wind worstelende zeilmakker, wordt, indien mogelijk, al gauw op sleeptouw genomen door den motor- schipper. Met het vallen der schemering tuften wij de sluizen te Wemeldinge weer al uit en was het 11 uur 's avonds toen wij in Bruinisse's haven binnen liepen. De reis met de mosselboot had mij zeer voldaan en omdat ik in dit korte bestek de steeds afwisselende perspec tieven der Zeeuwsche en Belgische oevers niet kon om schrijven en evenmin het schoons hetwelk een stad als Antwerpen met een traditie der eeuwen u aanbiedt zoo moet ik een ieder aanraden eens te trachten een dergelijken tocht te maken. De Bruinisser mosselschip per neemt u met genoegen mee en as je brood soms op is, kun je nog wel 'n paer sneetjes van z'n eigen kantje kriege ok. LANGE DELFT B 125 MIDDELBURG Tel. 559 GROOTE COLLECTIE Vooruit nou weer, met vollen moed, daar komt weer welvaart gloren, daar gaan ze weer, na lange rust, de gonzende motoren. Daar gaan ze weer in lange rij, de kleinen en de grooten, de werkers van de Scheldestad, de smeders van de booten. Zoo gaat-ie goed, zoo moet-ie gaan, het móest er toch van komen, al veel te lang lag daar een schip half af, verroest te droomen. Al veel te lang lag daar de werf vereenzaamd en verlaten, 't werd nu een zaak van groot gevaar, men kreeg het in de gaten. De zieke is weer uitgeziekt Daar aan de Scheldeboorden, hoog galmt zijn lied weer door de stad in juichende accoorden. Trekt tegen 't dreigend hongerspook Gij werkers nu te velde, houdt nou in stand die melodie, dat levenslied der Schelde WILLEM TELL II. BONTMANTELS IN PRIJZEN VAN f 80.- TOT f 600.- „Trink, trink, Briiderlein trink, lass doch die Sorgen in Ruh." Ze reden in bussen en tremmen naar kermis in Middelburg heen heel Vlissingen was aan het fuiven door 't staken der staking alleen. Daar kwamen de Vlissingsche horden met vrouwen en meisjes er bij, de steppende stoppende stakers, ze vrijden weer vroolijk en vrij. Ze gingen met lachende oogen het kermisgewoel tegemoet, verheugd, dat de herrie nu uit was, verlucht was hun zware gemoed. Ze dronken weer vroolijk hun biertje, ze stepten weer vroolijk hun step, voor hun overkropte gemoed was de kermis een veiligheidsklep. Aan alles komt nu eenmaal een einde, ook kermispret duurt niet te lang op sluitingsuur kwam de politie lankmoedig, met teederen drang.... WILLEM TELL II.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 6