4
ONS ZEELAND
grijpt de ouderdom terug naar den droom der jeugd,
voor het laatst wordt een leven weer opnieuw ge
leefd.
Wanneer ik een inbreuk maak op deze geheiligde tra
ditie, is dit niet omdat mijn ij delheid dusdanige afme
tingen zou aangenomen hebben, dat ik de luttele feiten
en voorvallen van zulk een overwegend belang acht
om hen in druk te bewaren. Mijn eenige reden luidt
aan den tijd die nog zoo kort achter mij ligt en aan het
land, Zeöland, waar ik hem doorbracht, heb ik mijn
hart verpand. En wie garandeert mij dat, wanneer ik
eenmaal de 6 of 7 kruisjes ben gepasseerd, ik nog zulk
een scherp en helder beeld heb bewaard aan de voor
bije jaren.
Naar de vlakke domeinen, naar de heldere, matelooze
luchten, naar het geheim der eeuwige zee word ik tel
kens weer getrokken en onze ontmoeting is altijd éven
teeder. Verliefder dan ooit zwerf ik dan voor enkele
dagen langs de smalle wegen, door de kleine, vriende
lijke dorpen en ik drink mij een roes aan de zomersche
weelde, die nergens uitbundiger bloeit dan in mijn
„zee-omgorde tuin", in Walcheren.
Herinneringen, herinneringen zonder tal, worden in
mij wakker en nemen mijn hart volkomen en onvoor
waardelijk in beslag. Tot de dagen voorbij zijn.
Van deze herinneringen, van mijn liefde voor het
Zeeuwsche land, wil ik U hier gaan verhalen. Het zal
wellicht een ietwat zonderling en onsamenhangend ge
heel worden, maar van één ding zult gij mij zeker niét
kunnen beschuldigen, en het zal U mij voorzeker véél
doen vergeven, n.l. dat het mij ontbreekt aan een diepe
genegenheid voor dit land van U en van mij.
I.
Het is heelemaal geen mooi dorp en het bezit eigen
lijk heel weinig wat het voor den vreemdeling aantrek
kelijk maakt en toch. toch zou ik het voor geen an
der willen ruilen.
Achter den breeden, statigen dijk ligt Westkapelle
klein en verscholen met z'n weinig rechte straten. Te
midden van de lieflijkheid van het Walchersche land
schap doet het welhaast een beetje nuchter aan. Het
heeft iets zakelijks, want een voortdurende waakzaam
heid werd er in den loop der jaren een heerschend
element.
Ik ben er jong geweest, ik heb er gespeeld en ge-
ravod, gedroomd en alles doorstaan, wat de jeugd nu
eenmaal te doorstaan heeft en daarom, daarom kan
ik er geen kwaad van hooren.
Als het aandoenlijk Walchersche stoomtrammetje
mij aflevert, heb ik al van Zoutelande af uit het raam
gehangen en hoe grooter de forsche vuurtoren z'n con
touren teekent tegen den hemel, hoe verheugder ik
word. Als ik langs den smallen straatweg, recht het
dorp door naar den dijk loop, is het mij of er geen
vertrouwder plaats ter wereld bestaat en als ik van
af den dijk plotseling, wijd en oneindig, de zee voor
mij zie uitgespiegeld, dan ben ik volmaakt gelukkig.
Groot is Westkappel niet. Het verheugt zich in het
bezit van één rechte, lange dorpsstraat, waarlangs de
lage huizen geschaard staan, en daaromheen voeren
zijstraten na een niet al te lange wandeling mij al heel
vlug tusschen de weiden en akkers.
En ik geloof eigenlijk, dat het wel een héél leelijk
dorp is bet bezit geen oude, veilige hofsteden, geen
hooge, schaduwende boomen, geen oude, prachtige
kerk. het heeft alleen den dijk, den vuurtoren en
zijn bewoners. Maar wat doet het er toe Er zijn
ter wereld kleinere paradijzen en. een kinderhand
is gauw gevuld.
De droom van elke jeugd kon ook daar gedroomd
worden, zoo goed als zij gedroomd kan worden in de
grauwe sloppen en armzalige stegen van een fabrieks
stad en. béter zelfs. Ik weet ervan mee te praten.
Er was een bewaarschool en elk ouder-paar dat zich
respecteerde zond er z'n spruiten heen. Vermoedelijk
niet alléén uit zelf-respect. en als ik mij goed bezin
zie ik mij nog zitten op de lage, lange banken matro
zen-pakje tusschen het plechtige zwart der boerenjon
gens en de fleurige dracht der -meisjes. De veel oudere
dorpsgenoote, die de orde moest bewaren, prentte er
met de eerste beginselen der kennis een respectabele
hoeveelheid Bijbelsche geschiedenis in. Het strekt haar
tot eere, er werd geen beter boek ter wereld ooit
geschreven. Maar het zal ons licht vergeven worden
dat onze aandacht en onze verlangens menigmaal een
andere vlucht namen naar buiten, de straat op, „nèh
den diek of de dune". waar ben je anders vier jaar
voor
Het leven heeft mij sindsdien vele spannende mo
menten bezorgd, maar hoe schamel en nietig worden
zij wanneer ik hen vergelijk bij het beroemde „pitje"-
spel uit die jonge jaren. Den juisten naam van het
edele vermaak, dat wij belangrijker achtten dan het
gansche boek van Job en Ruth tesamen, ben ik, ik moet
het schaamtevol bekennen, vergeten. Maar het verloop
kunnen al de casino's en speelbanken van Biarritz,
Ostende, Deauville en Monaco mij niet doen vergeten!
Graaf een kuiltje in het zand dicht tegen den muur
aan, sta op een paar pas afstand, zorg dat je zakken
flink gevuld zijn met bruine boonen en een der op
windendste spelen die ik ken, kan aangevangen wor
den. Wie in een bepaald aantal worpen het grootst
aantal boonen in het „pitje" weet te mikken, kan de
geworpen boonen der andere mededingers triomfan
telijk in z'n zak steken.
Wij waren er aan verslaafd En de uren na school
tijd werden met vreugde aan dit sensationeele spel
verkwist. Een mensch verandert weinig „pitje" om
bruine boonen, poker om een hooge inzet. waar is
het verschil
Ik moet tot mijn schande bekennen, dat mijn be
drevenheid niet groot was. en geregeld zag ik mijn
groote voorraden als sneeuw voor de zon slinken.
Maar de provisie-kast thuis was er goed voor
Er waren andere vermaken. Krabben vangen en
„kreukels" zoeken bleken geliefd. Als de eb intrad
kwamen de lage, groen-bewierde steenen glooiingen
van den dijk bloot. Tusschen de tallooze opgeworpen,
bonkige steenen schuifelden onhandig, maar soms-ver-
rassend-snel, de krabben weg. Krabben-vangen was
een sport en méér dan een sport een kunst.
Er behoorde allereerst een zekere behendigheid toe
om op de verraderlijk-gladde steenen te blijven staan,
dan kon je, als je liefde voor het vak had ten minste,
in één oogopslag zien tusschen dat groepje steenen
zit er één. Waar je dat aan zag, zal voor mij wel altijd
een onopgelost probleem blijven, je voélde het, in
tuïtie, maar de dieren, die er voorzeker niets voor
voelden om, eenmaal gekookt, ons gehemelte te mogen
streelen, slopen weg, gleden weg door de onmogelijk-
kleinste gaten en hoeken én. hun scharen knepen
hard en pijnlijk. Met één greep aan de beide achter
tengels vatten. het was de éénige manier.
De leeg-gegeten scharen werden als jacht-tropheeën
bewaard „Die van mien is vèe' grooter Sindsdien
hoor ik de fantastische verhalen van jagers en vis-
schers met een begrijpenden glimlach aan.