ONZE FOTO-PRIJSVRAAG. ONS ZEELAND De inzender van „Vacantie-vreugde", de heer A. C. v. Fraassen, Kruisweg 27bis te Utrecht, is deze week de gelukkige. niet bekend was, en dat wel een kleine bespreking waard is. Het is als volgt getiteld Meizang, ter bruiloft van den Ed. Heer Johannes van Steeland en de Ed. Jonk- vrouwe Cornelia Zoomerzee, getrouwt binnen Goes m Zeeland, op den 19en van bloeimaent 1734. De gewoonte om bij plechtige gelegenheden, zooals huwelijk, begrafenis, geboorte en doop, toepasselijke gedichten te maken, was vroeger algemeen. Bij alle vroegere dichters vinden wij talrijke vertegenwoordi gers van huwelijks-, lijk-, lof- en andere dichten som migen daarvan zijn wel bij iedereen, bekend, wanneer ik even de namen Cats en Vondel noem. In lateren tijd, toen na de 17,e eeuw deze letter kunde een tijdperk van verval tegemoet ging, ontaard de ook dit soort liederen in geestloos gerijmel, dat voor het grootste gedeelte als waardeloos te beschouwen is. De dichter van dezen Meizang heeft ook den geest van den tijd ondergaan, maar toch zijn er in dit ge dicht enkele goede fragmenten, waarvan ik hier een en ander wil geven. De aanslag is forsch en bijna Vondeliaansch Ik zal op mijne snaren zingen, oprichte liefde en trouwe min, die heiige drift, dien gront, 't begin en d'onderhouding aller dingen De lieve lentezon bescheen De waerelt met herbore glanssen en spreidde uit 's hemels hoge transsen een gloeient rozegout benêen^ langs purpre en karmozijne kimmen Dan volgt een filosofiese beschouwing over de liefde en het huwelijk, die ik wegens gebrek aan plaatsruimte niet kan meedeelen. Maar het gehalte van het gedicht is verminderd zoo zie ik op blz. 7 het volgende sma- kelooze beeld Met zeeg hij neder in heur schoot, en bleef aan heure lippen kleven. Natuurlijk is er aan het slot nog een zinspeling op den naam dat het huwelijk de minnenden zal mogen brengen ,,in een zomerzee om zoo elkanders hart te laven" Het gedicht is geteekend door een zekere Keinier Boihet mij onbekend. Misschien weet een der lezers of deze naam nog in Zeeland voorkomt Onder de talrijke vrijwel onbekende dichters der 18e eeuw vond ik nog een naam dien ik even wil vermelden. Het is de Zeeuwsche predikant Frederik van Houten ,,in zijn Leeven Bedienaar der Heiligen Evangeliums te Middelburg in Zeeland". Van dezen predikant kwam mij een bundeltje „Gees telijke gezangen en gedigten", uitgegeven in 1749 bij v. Poolsum te Utrecht, in handen. De inhoud kan mij niet erg bekoren maar dat neemt niet weg, dat deze gedichten de verdienste hebben werkelijk geïnspireerd te zijn wat voor dezen tijd heel wat zegt. Eén stukje wil ik aanhalen Verstaalt gemoedt, onbuygsaam hert, Hoe hoog zal nog uw wreevel steyg'ren Verwonde ziele zonder smert, Zult gij nog lang geneezing weyg'ren Ach uw schuld Gods geduld daag'lijks tergt en gij vergt dat hij zijn ligt verbergt. Wanneer men het jaartal niet wist, zou men in de verleiding komen, deze verskunst in den tijd der Her vorming onder te brengen. Maar dat neemt niet weg, dat het mij gelukt is, weer een Zeeuwschen dichter voor het voetlicht te brengen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 3