VICTORIA-WATER
ONS ZEELAND
3
ONZE FOTO-PRIJSVRAAG.
Deze week komt voor een prijs in aanmerking: „Schaftuur op het korenveld",
ingezonden door den heer A. Melse, Molenweg 183, Oostkapelle.
In Cats vinden wij de wanhoop over de vergan
kelijkheid van het vleesch alleen geïnspireerd door
den angst voor de zonde en wrekende gerechtigheid.
In de Brune vinden we diezelfde wanhoop, maar
öm de vergankelijkheid zelve.
De Brune is diepzinniger hij geeft in zijn werk
zijn diepste menschelijkheid.
Hij is een christen die met kracht opkomt tegen de
vooroordeelen en bekrompenheden van zijn tijd. Hij
geeft de genietingen van het leven een ruime plaats,
maar verwaarloost zijn geestelijke belangen niet.
Dit dualisme we vinden het in onzen tijd o. a.
zeer sterk in den Vlaamschen dichter Karei van de
Woestijne blijkt het best uit de hier volgende
verzen
AAN DE MOND VAN SIJN BEMINDE.
Montjen vol van zoetigheden,
vraagt gij mij hier na de reden
waar door ik ben zoo belust
dat gij wert door mij gekust
Wanneer ik U kusjes geve
reken ik alleen te leve,
al de rest en is maar druk,
smert, verdriet en ongeluk.
Elk een zoekt met groot begeeren,
't geen van hem de dood kan weren.
En gij weert die af van mijn.
Hoe moet ik dan tot U zijn
JEZUS AAN 'T KRUYS.
Hier ziet gij den grooten God
aan het kruys tot veeier spot.
Ah hoe queelt het aangesicht,
waar uit schiep de Son haar licht.
Ah nu dat het leven sterft,
en nu 't sijne klaarheit derft,
wat zal 't leven, seg doch mijn,
anders dan een sterven zijn.
Niets van dezen aard is bij Cats aan te wijzen.
Het is dan ook eigenaardig, dat de Brune Cats er
kent als de „oppermeester der polijtheit, den grooten
koesteraar der geesten".
De Brune is in elk opzicht meer mensch en dichter,
dan de man dien hij zoo bewondert.
Maar hij is meer hij is een geestig verteller.
In de Brune's werk vinden we een hoofdstuk, ge
titeld ,,Jok en Ernst", dat een groot aantal anecdotes
en emblemata bevat toegelicht door den dichter en
dikwijls nog gevolgd door een zedekundige bespiege
ling. Men kan dit gedeelte met het volste recht een
Zeeuwsche Decamarone noemen in geestigheid doet
de Brune voor Boccaccio niet onder en bij lange niet
zoo plat als de laatste, en nooit schunnig.
Hier moge een en ander van deze korte verhalen
volgen. Sommige zijn geschikt om zelfs in denzelfden
vorm in een modern humoristisch blad te worden op
genomen. Gemakshalve geef ik ze in de moderne
redactie.
Een Spanjaard bestrafte een Franschman wegens
het gebrek aan godsdienstigheid in zijn land. „Want,"
zoo zei hij, „indien bij ons het sacrament naar een
ziek mensch wordt gedragen, sluit iedereen, die den
stoet tegenkomt, zich daarbij aan, en vergezelt dien
tot het huis van den zieke." Maar de Franschman
antwoordde „Dat is bij ons niet noodig, omdat Chris
tus daar alleen vrienden telt, maar bij jullie, waar
zooveel Joden en Mooren zijn, is het vanzelfsprekend,
dat Hij een flink convooi heeft...."
Er was eens een man, die een Spaansch edelman
lange jaren had gediend, zonder daarbij eenig voor
deel te hebben. Toen hij op zekeren dag een tame
lijke erfenis kreeg, zei hij „Ik dank U God, omdat
mij juist zooveel gegeven is, dat ik niet behoef te
dienen, en niet gediend kan worden...."
Een zekere juffrouw bezat een papegaai, die alles
wat men zei, placht te herhalen. Toen er eens een
dokter voorbij kwam, wiens vrouw niet zoo erg goed
stond aangeschreven, zei de juffrouw tegen de pape
gaai „Dokter Nikolaas is een hoorndrager." De pa
pegaai liet zich dit geen tweemaal zeggen en schreewde
het den dokter achterna. De dokter draaide zich om,
keek naar boven en riep tegen de dame „Dat zegt ie
enkel, omdat hij denkt dat u mijn vrouw bent
Ruim 40 jaren
in Nederland ingevoerd