gevraagd Agenten gevraagd. voor den verkoop van Electrische en Handwaschmachines 18 ONS ZEELAND Tevens in aile plaatsen van Zeeland Brieven onder No. 336 Bureau van dit blad. merk „UTRECHT" FRANS DAMMAN, Bij het schrijven op advertentiën wordt men beleefd'verzocht „Ons Zeeland" te vermelden Waschmachine-Maatschappij zoekt voor Zeeland a contant en in huurkoop aan particulieren, een Hoofdver tegenwoordiger. Filiaalhouder standplaats Goes. De ondergeteekende bericht aan H.H. Win keliers dat vanaf 1 November a.s. de Heer VAN WIJK, Handelsagent te Terneuzen, niet meer werkzaam is voor de (W. C. OLLAND) doch dat hij vanaf bovengenoemde datum hiervoor is aangesteld voor geheel Zeeland Aanbevelend, Papierhandel, Noordstraat C42 MIDDELBURG me z'n „a b c bordje" en Jan met z'n hangend hoofd. De twee „onafscheidelijken" werden ze genoemd. Jan zocht klanten voor Kees en verkocht tegen een zekere provisie de kwatta en de sigaren weer aan zijn ken nissen. De kinderen van Kees praatten met Jan en Kees' jonge vrouw werd dikwijls vreemd bewogen door Jan's vlotte conversatie. Dat ging alles zoo een paar maanden goed. De dok toren kenden de twee inséparables en de assistenten droegen hen karweitjes op, ze werden door de anderen vaak geplaagd, doch ze bleven die ze waren, doof stomme Kees en zwaarmoedige Jan. „Vertrouwbaar, ongevaarlijk maar ongeneeselijk", was het algemeene oordeel en de twee schenen zich bij deze uitspraak tevreden neer te leggen. Men had eerst aan simuleeren gedacht en alles en nog wat geprobeerd om Kees aan 't praten te krijgen, doch niets baatte, Kees zweeg en bleef zwijgen. Dus liet men hem verder met rust, ze hielpen, deden hun best waar ze konden, er bleef dus niets anders over te doen. Doch op een dag, het was Koningin's verjaardag, vroeg Jan verlof met Kees naar den kerkdienst te mogen. Het was een mooie Zondagmorgen, de dokter was goed geluimd, hij gaf toe. Wel vroeg hij verwon derd aan Jan wat Kees nu aan een kerkdienst zou hebben, maar Jan zei dat het zitten in dit gewijde gebouw Kees erg zou verheugen. Ze gingen dus samen, in hun beste plunje, om half tien des morgens op weg. Niemand dacht aan hen, ieder vertrouwde het paar. Doch des middags om vier uur met het wisselen van den wacht, werd er gerapporteerd dat Kees en Jan niet terug gekomen waren. „Ze zijn voor den avonddienst overgebleven," merk te één der verplegers geestig op. Maar de eerste as sistent maakte zich ongerust. Je kon toch nooit weten, die twee waren toch eigenlijk nog patiënten. Hij zond iemand naar de kerk en gaf instructie nauwkeurig op straat uit te kijken. Een uur verliep, de boodschapper kwam terug. ,,Wel vroeg de assistent. ,,Nou, dokter", luidde het antwoord, ik heb ze ge zien, ze liepen op de Groote Markt en ze waren dron ken". „Zoo was alles wat de assistent antwoordde. De man salueerde en ging aan zijn werk. Men wachtte. Doch tegen zeven uur beraadslaagde men. De twee deserteurs waren bepaald gevat, men zou wel ieder oogenblik een boodschap van de politie kunnen krijgen. „In ieder geval", stelde de dokter vast, „halen die twee het hospitaal niet, dat is uitgesloten Juist toen men het daarover eens was,meldde de schildwacht bij de deur de namen van de twee deser teurs. Verwonderd stond de dokter op en liep, gevolgd door den assistent en den luitenant van de wacht naar de gang. En jawel hoor, arm in arm, luidkeels zingend, kwa men ze de steenen trappen van het bordes op, doof stomme Kees en zwaarmoedige Jan. Men kan van 't goede ook te veel krijgen zei de boer, toen hem een wagen met mest over het lijf rolde. Men vergelijkt het leven dikwijls met een sneltrein. Maar men vergeet er bij te vertellen, dat de meeste passagiers derde klasse reizen. Dwaze menschen spotten met de gebreken van an deren. Wijzén houden er rekening mee.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 18