De Bliksemafleider.
16
ONS ZEELAND
gezichtje te zien was. De kleine prins greep het klam
me, magere handje van den zieke en vroeg zullen we
morgen gaan spelen, of ben je dan nog niet beter
Hoe heet je vroeg Jimmy en toen hij zijn naam
vernomen had, zeide hij Ja, Stipan, ik wil best met
jou spelen als eerst die nare pijn maar over is, want
ik kan nu niet eens loopen. Och, zei Stipan meewarig,
dan zal ik onze dokter bij je sturen hoor en dan krijg
je ook lekkere vruchten en mooi speelgoed, maar dan
moet je ook met me spelen en gauw beter worden.
Wordt vervolgd).
wlkwv
Een smalle, beschaduwde straatweg kronkelt zich
van Windhoek naar Branihuizum, twee duingehucht
jes op het eiland Siberica.
Op zekeren kliederig-mistigen herfstdag bewoog zich
per velocipède een heerachtige verschijning voort in
de richting van Windhoek. Hij was gekleed in een
pittoresque jagerskostuum, dat zijn kuiten op 't voor-
deeligst vrij liet voor de bewonderende blikken der
Siberineezen.
Ik verklap u maar direct, dat het niemand minder
was dan de burgemeester van Windhoek.
Kaarsrecht rankte zijn elastieke rug boven zijn ele
gant spannend zitvlak, terwijl hij met groote snelheid
zijn doel naderde. Hij was namelijk gepresseerd, want
zijn souper wachtte en daarna had hij raadsvergade
ring.
„Lam, die soesa van zoo'n boerenvergadering be
peinsde hij, terwijl hij met aristocratisch neusgeluid
een groet verzond aan een eerbiedig salueerend Sibe-
rinees, die achter zijn rug schandelijk meesmuilde.
De snelheid, welke burgemeester Hupmans ontwik
kelde was van dien aard, dat hij nog tijdig aan zijn
souper kon plaats nemen, 't welk bestond uit aard
appelen met een kwakje ongare roode kool en een
koud balletje gehakt van den vorigen dag, Met veel
appetijt verorberde hij het door hem met „souper" be
titelde maal en spoedde zich toen ter raadsvergadering.
„Lam, die eeuwige vergaderingen," knorde hij nog
maals in zich zelf.
't Was reeds 8 uur geslagen, toen zijn Edelachtbare,
in een coquet grijs costuumpje gekleed, met een ravis
sante lila das, zwierig de vergadering opende en den
secretaris verzocht de notulen te lezen.
Deze dignitaris, met een door de tand des tijds ver
woeste haardos en toegerust met een heerlijke dosis
zelfvertrouwen, berustende op zijn onmisbaarheid en
zijn ambtenaarlijke alwetendheid, was wel zoo goed
aan dit verzoek te voldoen en vergastte zijn hoorders
op 't verslag van de daden der vorige vergadering.
Ondertusschen serveerde Hupmans beleefd sigaren,
elk raadslid tevens gelukkig makend met een ver-
trouwelijken glimlach.
De beide wethouders, een paar stevige, blozende
boeren, flankeerden hun jeugdigen burgemeester, die
hen met zijn brutale gesjeesde-student-manieren en
zijn lange pinknagels geweldig imponeerde. Wethou
der Jansen liet zijn verlegen blikken rusten op het
agendapapiertje voor hem, wethouder Prengels schonk
oe om
Aan de zware'zeedijk bij fort „De Ruyter".
thee voor de heeren en de raadsleden kortten den tijd
met gesprekken over klimatologische onderwerpen.
Toen eindelijk een behaaglijke warmte de aange
zichten rood geschroeid had en men het achtbare col
lege door de dikke sigarenwalm heen op een afstand
van twee meter ternauwernood ontdekken kon, werd
de agenda aangesneden. Wanneer een toevallige lucht-
strooming ontstond, doordat een der leden wat plot
seling zich verhief, dan werd voor een wijle een bres
geblazen in den blauwen nevel en zag men de bla
kende koppen drijven op de nicotine-zee.
„Mijne heeren", ronkte Hupmans met Haagsch ac
cent, „thans is aan de orde een voorstel van B. en
W. om een nieuwe leibedekking op het dak van de
kerk aan te brengen. hm
Met zelfvoldanen glimlach zag Hupmans de woor
den na, die hij zoo keurig net tot een zin verbonden
en zelfs een behoorlijke zin het aanzijn had ge
schonken.
Tragisch, dat onmiddellijk zijn zoete illusie, van
heden iets zonder vergissing te hebben gedebiteerd,
den nek werd omgedraaid door de zakelijke opmerking
van den secretaris
„U bedoelt om een bliksemafleider op den toren
aan te brengen".
„Ah juist ja ik wist toch wel, dat het verband
hield met de kerk. Een bliksemafleider dus. Kijk hee
ren.
Gelukkig kwam hier een incident den voorzitter te
hulp, die heusch niet meer wist, wat verder te zeggen,
doch gewoon was elke bewering in te leiden met een
vertrouwelijk „kijk heeren". Wethouder Jansen ver
slikte zich te rechter tijd zoo ernstig bij het verorberen
van een koekje, dat drie raadsleden tegelijk opvlogen
om hem water aan te bieden. Hij zag paars en zijn
kunstgebit lag op den grond. Gelukkig nam de crisis
'n gunstige wending en na eenige zeer geestige opmer
kingen over en weer en betuigingen van deelneming
van de zijde des heeren Hupmans, zette plotseling het
raadslid Ekster de discussie in over den bliksemaf
leider.
„Het verbaast me, meneer de voorzitter, dat B. en
W. in dezen tijd van malaise en nu de financiën terug-
loopen met een voorstel durven komen, waaraan weer
een tamelijke uitgave vastzit. Daar komt bij, dat nog
nooit de bliksem is ingeslagen.