Machinefabriek „Venco", Utrecht
^^^ggHAl-ËN lYOOCFIj
B. J. BIJLEVELD, Segeerstr. H104, Middelburg
UW ADRES VOOR ALLE GOEDE MERKEN
GRAMAFOONS
EN PLATEN
K. P. BRUSKET, LANGE DELFT B 118, MIDDELBURG
DE SLIMME BOER.
20
ONS ZEELAND
Nieuwe Kade 24-25-26
Hoofdvert. voor Zeeland
IS BIJ
AANBEVELEND
schaterend gelach los. „Hij is göèd proestte de eer
ste, „wat heb ik je gezegd En Dijkhuis lachte mee,
al was het een beetje zuurzoet.
„Je hebt gelijk gehad", gaf hij toe, „en je hebt glans
rijk gewonnen".
Kooymans keek beiden met open mond aan. De ver
bazing was zoo duidelijk op zijn gezicht te lezen, dat
een nieuwe lachbui van zijn beide tafelgenooten volgde.
„Zeg eens", protesteerde Kooymans verontwaardigd,
„als jullie mij soms.
Doch sussend legde de „dikke" zijn hand op Kooy-
man's arm.
„Ik hoop, dat u ons zult willen excuseeren", zei hij
verklarend, „het gaat hier om een weddenschap. Ik
ken u evenmin, als u mij kent. Met mijn vriend Dijk
huis heb ik gewed om een paar fijne flesschen Cham
pagne, dat de eerste de beste, dien ik op staat aan
zou spreken, in mij een „oude kennis" zou meenen te
zien, als ik hem dat suggereerde. En u zult moeten toe
geven, dat ik mijn weddenschap glansrijk heb gewon
nen. Als man van de wereld, zult u een grapje kunnen
verdragen, en zult u ons hoop ik, niet weigeren, de
flesschen te helpen ledigen
Even scheen Jozef Kooymans zich te bedenken, doch
het grappige van de situatie aanvoelend, lachte hij mee,
en opnieuw werden de glazen gevuld, en klonk men op
de „kennismaking".
Toen de flesschen leeg waren, stond Dijkhuis op.
,,'k Moet even telefoneeren", zei hij, „bestellen jullie in-
tusschen nog maar een derde fleschje voor mijn reke
ning. Dat kan er ook nog wel bij", zuchtte hij komisch.
Kooymans, die niet gewoon was wijn te drinken,
werd er bepaald soezerig van. Toen Dijkhuis na tien
m'nuten nog niet terug was, en de „dikke Guus" zei,
dat hij eens even ging kijken, waar hij bleef, knikte hij
dan ook slaperig, en. schonk zich toen zijn glas nog eens
vol. Hè, wat werd je daar heerlijk doezelig van, vond-ie,
en wat een paar aardige grappenmakers waren dat. Hij
was met z'n neus in de boter gevallen. Champie dronk
je niet alle dagen. Knikkebollend leunde hij tegen den
wand, en bijna rolde hij van zijn stoel af. Wat was
dat nu, hij sliep waarachtig haast En waar bleven zijn
vrienden nou Hé, ober. ober
De kellner schoot toe, blocnote en potlood in de
hand. „Ober, waar zijn mijn vrienden vroeg Kooy
mans, den kellnter met een lodderoog aanstarend.
„Een half uurtje geleden vertrokken, meneer. Fijne
lui, meneer, 'k Heb van beiden een gulden fooi ge
kregen. EnneU wou nu zeker de rekening Drie
flesschen, dat is zesendertig gulden...."
Jozef Kooymans was plots klaar wakker
Toen ik onlangs nog eens het verhaal las, waarin
beschreven wordt hoe verstandig Koning Salomon was,
en hoe wijs hij kon deelen, toen moest ik onwillekeurig
denken aan de geschiedenis van den armen Chinee-
schen boer Tsjang-Loe, die langen tijd geleden in het
kleine Chineesche gehuchtje Wi-lan woonde.
Hoewel Tsjang-Loe een heel verstandige boer was,
kon hij toch ondanks zijn kennis niet meer van z'n
akker halen dan slechts enkele mudden graan.
Hij had een groot gezin, maar weinig bezittingen
het gebeurde dan ook dikwijls, dat z'n tien kinderen,
te jong nog om in hun onderhoud te voorzien, honger
leden.
Op zekeren dag was weer schraalhans keukenmees
ter, z'n kinderen schreeuwden weer om eten, toen
Tsjang-Loe ten einde raad het eenige dier dat hij
bezat, een kip, slachtte. Maar er was niets meer in de
kast om er bij te eten en al het keukengereedschap
had hij beleend. Toen kreeg ons boertje een slim idee,
en zeide tegen zijn vrouw „Weet je wat ik doe, ik
breng dit beest naar den vorst, misschien geeft hij mij
er wat voor, en dan kan ik voor dat geld ander eten
koopen
Zoo gezegd zoo gedaan, en weldra was Tsjang op
weg naar het vorstelijke paleis, dat in een naburig
stadje stond.
Bij den vorst toegelaten, sprak hij toen
„Groote Vorst, de sterren der hemelen verlichten
uw troon, waarop gij als heerscher uw scepter zwaait.
De bloemen in uw tuin rieken heerlijker dan alle bloe
men in het veld, omdat zij verkondigen de wijsheid van
hun heer.
Uw rijk is schoon, wanneer het beschenen wordt
door de zon, maar is nog schooner wanneer de maan
haar zilveren stralen over de akkers werpt. Maar uw
roem, en uw wijsheid is grooter dan uw rijk, schooner
dan de zon en blanker dan de maan.
Daarom o heer, brengt uw meest onderdanige die-