18
ONS ZEELAND
te worden opgemerkt. Maar het leek wel of de streek
uitgestorven was, want uren lag hij daar nu al en nog
steeds was er geen levend wezen te zien geweest. Hij
had brandende dorst, kon zich nauwe'ijks bewegen, en
nu en dan verviel hij weer in een soort bewusteloos
heid. Tafereelen uit zijn jeugd speelden door z'n koort
sig hoofd, allerlei episoden uit zijn leven kwamen hem
in den geest, vroolijke zoowel als droevige en in een
soort droomtoestand bleef hij daar liggen.
In een kalm gangetje kwam een auto op den land
weg aangereden. De inzittenden, een jonge vrouw en
een veel oudere man, zagen de beweginglooze figuur
aan den kant van den weg, en lieten de auto stilstaan.
Dadelijk stapte de jonge vrouw uit en ging resoluut
op het roerlooze lichaam af.
„Wat ziet die man er vreeselijk uit, kijk, hij bloedt
„en is blijkbaar bewusteloos. Wij moeten hem in onze
„auto nemen en naar huis rijden, en daarna dadelijk
„om een dokter telefoneeren."
De man, die de auto bestuurd had, droeg met be
hulp der vrouw het lichaam voorzichtig naar de auto,
en reed daarop langzaam naar zijn huis, dat slechts
op een kwartier afstand van de plaats verwijderd was,
waar de bewustelooze was gevonden.
Onmiddellijk werd naar de dichstbijzijnde stad om
een dokter getelefoneerd, die in zijn auto binnen het
uur ter plaatse was. Hij constateerde, dat de man een
been en eenige ribben gebroken had en zware inwen
dige kneuzingen had opgeloopen.
„Hem vervoeren, zou onder deze omstandigheden
„zeker den dood tengevolge hebben, mijnheer Denice,
„is u genegen hem hier zoolang gastvrijheid te verlee-
„nen,totdat hij naar een ziekenhuis vervoerd kan wor-
„den
„Maar natuurlijk, dokter," antwoordde de jonge
vrouw in plaats van den heer Denice, „wij zouden al
„zeer harteloos moeten zijn, wilden wij een dergelijke
„liefdedienst weigeren."
„U zult er echter goed aan doen, zijn familie te
„waarschuwen, want de man is er erg aan toe. Heeft
„u zich reeds van zijn identiteit op de hoogte gesteld?"
„Neen, dokter, maar dat verzuim kunnen we spoedig
„herstellen. Wij weten bovendien ook niet, hoe hij in
„een dergelijken toestand gekomen is. Zou het niet
„raadzaam zijn, tevens de politie te waarschuwen
„Wat dit laatste betreft, daarmede zal ik me gaarne
„belasten. Laten wij nu eerst eens zien, of hij mis-
„schien papieren bij zLh heeft, waaruit zijn identiteit
„b'ijkt."
In zijn portefeuille bleken volledige gegevens hier
omtrent aanwezig. Hij was een 27-jarig reiziger, Rob
bers, blijkbaar ouderloos. Zijn woonplaats was echter
in zijn papieren niet definitief te vinden,
Toen de dokter den volgenden dag weer terug kwam,
had hij reeds diverse stappen genomen. Door de po
litie, welke hij gewaarschuwd had, was een onderzoek
ingesteld, en er was gebleken, dat de man uit den
trein gevallen was, daar zijn va'ies in een coupé was
gevonden, waarvan het porfier open stond, toen de
trein het station binnen reed. Voorts was er een ad
vertentie in de dagbladen geplaatst, om zijn eventu-
eele familie van het gebeurde op de hoogte te brengen.
Dagen verliepen, maar op de advertentie was niet
gereageerd. Niemand had zich als familielid yan den
jongen man aangemeld. Intusschen worstelde deze met
den dood, zijn bewustzijn was nog steeds niet terug
gekeerd, hij had allerlei visioenen en zag dan vaag een
engel, die zich over hem boog en hem verzorgde. Doch
na een week scheen zijn sterk gestel de overhand te
zullen krijgen, tenminste de dokter keek minder ern
stig, wanneer hij hem onderzocht had en hij gaf de
jonge vrouw in overweging, zelf nu eens wat meer rust
te nemen, daar het ergste gevaar geweken was.
„Heusch", zoo trachtte hij haar te overreden, „u hebt
al veel te veel van uw krachten gevergd, als hij herste't,
heeft hij dat grootendeels aan u te danken en het zou
onverantwoordelijk zijn, als u uw eigen gezondheid nog
meer opofferde. moet meer rust nemen, anders heb
ik binnenkort twee zieken te behandelen".
Doch ondanks deze waarschuwing, bleef de jonge
vrouw toch onvermoeid voor den zieke zorgen en in
momenten, dat hij nu bij zijn bewustzijn was, beloonde
een dankbare blik uit zün oogen haar voor haar goede
zorgen. Langzamerhand herstelde hij, en mocht hij ook
wat spreken. Zijn eerste woorden waren een uiting van
zijn dankbaarheid, doch zij sprak daar vlug over heen,
dat was immers niets meer dan menschenplicht, dat
beteekende heusch niets. En toen hij er over begon om
nu naar een ziekenhuis te gaan, en hen niet verder tot
last te zijn, wi'de zij daar niets van weten, integen
deel, zij moeot hem eigenlijk dankbaar zijn, zei ze, dat
hij door zijn ziekte hoe, betreurenswaardig dit feit
op zichzelf ook was wat kleur aan haar eentonig
bestaan had gegeven.
Hun gesprekken werden levendiger en geanimeer
der, naarmate hij vooruitging, en 's avonds nam ook de
heer Denice deel aan het gesprek, wanneer hij van zijn
stadskantoor was thuisgekomen.
In hun gesprekken alleen echter begon duidelijk te
blijken, dat hij niet meer alleen dankbaarheid voor zijn
verpleegster gevoelde, doch dat 'n dieper gevoel begon
te ontstaan. Hij herinnerde zich zijn visioenen, waarbij
hij zich haar als een engel had voorgesteld, en naar
zijn meening was dat de werkelijkheid zeer dicht nabij
geweest zij was een engel
Toen zij op een prachigen middag in den tuin van
de villa zaten hij mocht in zijn ligstoel ook al buiten
zitten keek hij verstrooid voor zich, en het gesprek,
dat anders altijd zoo goed van stapel liep tusschen
hen, wi'de dien middag maar niet vlotten. Totdat hij
plots een kordaat besluit scheen te nemen en een vraag
stelde, die hem blijkbaar al heel den middag op de
lippen had gebrand.
„Vertel me eens, mijn beste mevrouwtje, ik heb u
„van het begin af den titel „Mevrouw" gegeven, en u
„hebt dat niet verbeterd. Is u gehuwd en is de heer
Denice uw echtgenoot
Zijn trekken waren gespannen van angstige verwach
ting omtient het antwoord en met een zucht van te
leurstelling en een smartelijk gelaat, zonk hij in zijn
stoel terug, toen zij toestemmend met het hoofd knikte,
„Ja," f uisterde zij, „ik ben met hem getrouwd, hoe-
„wel hij 25 jaar ouder is dan ik. Mijn ouders wilden
„het destijds zoo, en.... omdat ik van weelde hield.
„Nu geef ik daar niet meer om Maar zeg me eens,
„waarom stelde je mij die vraag
„Och, het heeft nu toch geen nut meer, dat te ver-
„klaren, ik had gehoopt. maar piaten wij er niet
„meer over 't Zou trouwens te dwaas zijn geweest,
„ik, een arme reiziger, en u een aan weelde gewende
„vrouw
„Dus je hebt me lief," drong zij aan. „Is dat zoo
vroeg ze nogmaals, toen hij het hoofd afwendde.
„Heb je dat nog niet gemerkt, heb je niet gezien,
„hoe iedere aanraking van je handen, iedere blik uit
„je oogen, mij ontroerde Maar ik mag niet zoo spre
uken, 't zcu gemeen en laag zijn tegenover je man, die
„me het leven redde, en me gastvrij opnam in zijn huis.
„Bovendien, mijn liefde kan toch niet beantwoord wor-