1 B aü Ij Het was echt Kerstmisweer op Hookham een beetje sneeuw op het struikgewas en de boomen de lucht mooi helder. Ik geloof dat je bang voor het meisje bent, zei Lord Wenderstoke, met gefronste wenkbrauwen, maar tevens met een ietwat ondeugenden blik in zijn blauwe oogen, tot zijn neef, William Budenell. Ik geloof, dat je bang voor haar bent. Ze zaten in de bibliotheek op Hookham het was den lOden December. Bang niet, antwoordde de jonge man, maar och oom U zult het niet begrijpen Zij lacht mij al tijd uit. Het zijn je gekleurde sokken en je boorden, je heele manier van doen, je odeurtjes, waarom ze lacht. Je bent een beste, aardige jongen, William, en een goeie kerel, ondanks je fatterigheid. Ik vind het uit stekend, dat het meisje lacht ze zou het niet doen als ze je niet aardig vond. Wij zullen haar vragen om met Kerstmis hier te komen. Als Hookham niet in staat is om haar gunstig voor jou te stemmen, weet ik niet, wat het dan wel zal doen. Ze zal weten dat je een man bent, ondanks je aanstellerij, want Hook ham heeft altijd alleen mannen voortgebracht. Het gezicht van den jongen man klaarde op. Hij keek rond in de smaakvolle kamer met de vele boe ken, de kostbare schilderijen en beelden van geel achtig marmer. Door de glazen deuren zag hij de uitgestrekte grasvelden, de ceders met hun licht be sneeuwde takken de prachtige taxishagen. Het groote huis lag rustig en voornaam in het win terlandschap. Aan den horizon strekten zich donkere gordels van bosschen uit- Ja, Hookham moest Aurelia Pierpont wel bekoren. Dit alles zou zijn eigendom worden, bepeinsde de jonge man, als Lord Wender stoke tot zijn vaderen verzameld zou wezen, en hij, William Budenell, Lord Wenderstoke zou zijn. Niet dat hij naar dien tijd verlangde. Hij zou de onervaren opvolger zijn van een groot man en er be stond een groote genegenheid tusschen oom en neef. Hookham was een van de mooiste en rijkste land goederen van Engeland en Aurelia leek romantisch aangelegd in weerwil van haar lachlust. Zij was naar Engeland gekomen, als een hartstochtelijk pelgrim, zich herinnerend wat voor bloed ze in de aderen had. Zeker zeker, Oom Horace had gelijk, Hookham zou zijn zaak beter en welsprekender bepleiten dan hijzelf ooit zou kunnen doen. Zij zou niet lachen om Hookham. Ze zou het heerlijk vinden om hier het Kerstfeest met al zijn oude-tradities te vieren. Zijn gezicht betrok eën beetje bij de gedachte aan Aurelia's lachen. Hij was diep onder den indruk van de schoonheid van het Amerikaansche meisje, haar geestigheid, haar gratie. Maar dat lachen Er was een klein meisje in een pastorie in De vonshire, wier vader hem bij zijn studie had geholpen tijdens een lange vacantie. Haar oogen hadden hem even bewonderend aangekeken als die van Aurelia Pierpont hem hadden gekweld met hun spottende blik ken. Maar het had geen doel om aan Lucy Grace te denken, ze bezat geen penny en William Budenell was in woekeraars handen gevallen op een manier, die Lord Wenderstoke de haren ten berge zou doen rijzen als hij het wist. Neen het was werkelijk onnoodig om over Lucy Grace te denken het moest Aurelia zijn met haar millioenen. Als ze maar behoorlijk notitie van hem wilde nemen en niet altijd lachen. Maar niet alleen Hookham zou Aurelia aantrekken, ook Oom Horace zou onweerstaanbaar zijn voor Aurelia, vooral met het Kerstfeest. Ze heeft een buitengewone vereering voor u, oom, zei hij. Ze weet alles van uw heldendaden en ook hoe u het Victoriakruis kreeg. Ze was voor het eerst eens ernstig, toen wij daarover spraken. Lord Wenderstoke werd zoowaar verlegen. Vrouwen overdrijven zulk soort dingen, beste William, zei hij. Het was eigenlijk niet de moeite waard. Ik hoop, dat je haar dat aan het verstand hebt gebracht. Lord Wenderstoke, oud-krijgsman en, zooals alge meen werd aangenomen, verstokt vrijgezel, wilde gaarne dat op zijn schitterend landgoed een schitte rende slotvrouw zou resideeren, vandaar dat hij zoo vol belangstelling was voor dit liefdesavontuur van zijn neef, erfgenaam en opvolger. Een paar dagen later brachten hij in „The Honou rable" William Budenell een bezoek in de woning van Mevrouw Pierpont in Charlesstreet. De Pierponts wa ren in de stad om inkoopen te doen voor Kerstmis. Er heerschte een opgewekte, bijna feestelijke stemming in de stad, de winkelstraten waren vol auto's en op de trottoirs dromden de elegante vrouwen en aardig gekleede kinderen het scheen wel of er niets dan overvloed en geluk op de wereld bestond. De ontvangkamer van Mrs. Pierpont was vol j het was juist het theeuur. Dadelijk, zonder dat hij wist hoe, herkende Lord Wenderstoke Aurelia uit de talrijke jonge meisjes, die er waren. En hij zei bij zichzelf, dat zijn neef een goede keus had gedaan. Aurelia was recht en slank, vol vrouwelijke gratie. Maar ze had toch ook weer iets dat aan een jongen deed denken. Ze had een blanke huid, groote bruine oogen, met een schalksche uitdrukking er in, een kuil tje in iedere wang en een expressieve mond, waarom voortdurend guitige glimlachjes speelden. Buitengewoon, prees Lord Wenderstoke bij zichzelf als de beeldspraak niet te stout was, zou men kunnen zeggen, dat hij zich inwendig in de handen wreef Een schitterend meisje, werkelijk, ze ging door de kamer als een godin. 'n frisch, kerngezond, prach tig kind. Hij hield van dat vlot-jongensachtige, dat een uiting was van onbedorven prilheid. Ze praatte met William met een soort kwajongensachtige achte loosheid. Een goed ding, als ze de fatterigheid van dien jongen zou kunnen wèglachen. Opeens veranderde haar geheele gezicht. William 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 29