KERSTNUMMER ,0 N S ZEELAND' DECEMBER 1928 bouwen en restaureeren en woonde er met zijn doch ter zoo vrij als 'n vogeltje. Terwijl de heer Schot in de gemeente al spoedig stond aangeschreven als 'n populair en joviaal man, vandaar dat velen hem betitelden met ,,pa Schot", werd Rosalie daarentegen 'n exentriek wezen ge noemd. Vooral onder de dames van haar leeftijd en stand had ze 't gedaan. Op verschillende manieren had men 't al geprobeerd met haar in kennis te komen. Kennis-maken, ja tot zoover brachten 't de meesten, maar om dan met haar in kennis te blijven, dat was neg niemand gelukt, 't Was niet te verwonderen, dat zij door deze handelwijze 'n besproken figuur werd. Men vond 't bijvoorbeeld al bijzonder vreemd, dat ze nog niet verloofd of gehuwd was. Toch óók al zoo jong niet meer dertig lentes heeft ze reeds achter zich wist de vrouw van den burgervader in het theekransje te vertellen. Daar moest natuurlijk wat achter zitten, zeker 'n ongelukkige liefde of iets der gelijks, En hoe was nu haar levenswijze Was dat 'n dame In handel en wandel deed ze gelijk 'n kerel dat tufte dikwijls langs den weg als 'n dwaas en dan ontmoette men haar weer op de fiets in 'n green sportcostuum met dito slappen hoed en 'n blik ken trommel op den rug. Die zwarte jongen, die haar overal volgde, was al even krankzinnig toegetakeld. Inderdaad was Rosalie erg op zichzelf en ze had 'n dweepende natuur. Zoo ging haar studie in de bo tanie boven en voor alles wat de wereld ook maar aan variatie bood en dit nog gepaard gaande met 'n zekere Oostersche onverschilligheid, maakte haar het leven zoo gemakkelijk, 't Liet haar ook koud, wat de wereld dacht of zei. Eén persoon wist het een en ander van Rosalie's leven af en dat was ,,de pers". De heer Schot was zeer op hem gesteld, maar dat had ook zijne redenen. „Dé pers" had den heer Schot als 't ware van den eersten dag dat hij in Holland was, met raad en daad terzijde gestaan, waarvoor vader en dochter zeer er kentelijk waren. En door wiens toedoen was Schot tot praeses van de soos benoemd 't was óók „de pers". En tenslotte was Kortzicht voor den oud- Indisch man een van de weinige personen, met wie hij 'n gezond gesprek kon voeren en 'n boom opzetten over Indië. Er bestond tusschen beide heeren dan ook 'n warme vriendschap. „De pers" was bij zoo'n vertrouwelijk gesprek er achter gekomen, waarom Rosalie nog niet verloofd of getrouwd was. 't Kwam dan hierop neer, dat ze haar ouden vader onder géén voorwaarden in den steek wilde laten. Ze had haar mooiste jaren voor hem op geofferd en in dien tijd verschillende aanzoeken ge had, maar die candidaten hadden aken schipbreuk geleden op die ééne voorwaarde, die aan 'n huwelijk met Rosalie verbonden was en wel, dat ze pa Schot als ballast meekregen. Zoo bleef Rosalie ongetrouwd, maar zij bekommerde zich hier niet om, want ze had bij haar vader 'n best leventje. „De pers" was in zijn knollentuin. Kon 't nog mooier De heer Schot belde op. Die brave man zou misschien zelf zoo'n gewichtige rol spelen in dat nog op te voeren blijspel, want „blijspel", dat werd 't en niet anders. „Met recht praeses, dat is telepathie hoor. Je moet weten, dat ik juist zat te prakkezeeren hoe ik je nog bereiken kon. Ik zou je nog beslist vanavond moeten spreken en als 't mogelijk is, direct. Ik kom om elf uur in de soos, zeg aan de luidjes, dat ik zoo lekker 30 ben a's kip ze mochten soms anders denken, maar kom jij nu eerst hier." „Accoord," riep Schot, „maarrrrrAfge broken was 't gesprek en Schot had nog zoo graag wat willen zeggen. Daar is zeker wat loos, dat ik zoo direct moet komen, maar hij kan op me rekenen. „Is er teveel mee gezegd, dat 't een blijspel zal worden" riep ,,de pers" enthousiast, toen hij den haak weer aan de telefoon hing. „De hoofdpersonen zijn pa Schot, Rosalie, zijn dochter, Karei Stoppel, oud-hoofdcommies en Daan Kortzicht, journa'ist-hu- welijksmakelaar. 'n Blijspel in drie, vier bedrijven, dat komt er minder op aan, wanneer ze elkander in het laatste bedrijf maar krijgen. Het huwelijk van Rosalie met Karei, dat moet de clou zijn van het stuk. Karei moet hier komen wonen, dan zit hij het dichtst bij het vuur. Vervolgens breng ik hem in ken nis met pa Schot, want met hem moet hij natuurlijk dikke vrienden worden. De kennismaking met Rosalie volgt dan vanzelf. Dan moet hij niet te veel de allures aannemen van zoo'n echten gepensionneerde, voor wien de soos nog de eerige attractie is, want daar zou Ro salie niets van moeten hebben. Sportieve neigingen houdt hij er niet op na, zoover ik weet, maar zou hij niet, evenals Rosalie, iets voor de botanie kunnen voelen B'iksem, dat is 'n idee, 'n kwestie van een beetje studie, meer niet. En dan ook nog een artikeltje in de courant over Karei s ontslag en voeg ik er het een en ander over de botanie aan toe. Ik ben benieuwd hoe hij dat op zal nemen. Maar goed of kwaad zal hij tenslotte be grijpen, wat ik er mee voor heb." Nu hoorde hij gestommel op de trap dat moest pa Schot zijn. De heer Schot kwam buiten adem binnen en viel, zonder „de pers" zelfs te groeten, in 'n groote clubstoel neer. „Wat is er van je dienst, kerel", vroeg hij al puffen de en hijgende. „De pers" was min of meer zenuwachtig, want, dacht hij, nu komt 't er op aan. Schot begreep aanvankelijk niet waar „de pers" met zijn verhaal heen koerste. „Ja, man, 't is moeilijk hoor zoo'n verhaal te vol gen als men zoo'n avondje achter den rug heeft, zoo als ik thans, maar 't is jouw schuld hoor en wanneer je dan nog hoort spreken over kinderjaren, 't is al zoo lang ge'eden". raaskalde Schot. „De pers" hield zich goed en gaf voor 'n tweede maal denzelfden uitleg, maar nu niet meer zoo gede tailleerd. „Dus als ik 't goed begrijp", viel Schot in de rede - „dan heb jij 'n vriend en die kerel heet v. Pop- pel. „Mis, Stoppel", verbeterde „de pers". „Nu goed dan. Stoppel. Wat 'n rare naam. En die Stoppel is gepensionneerd hij was referendaris, 'n mooi baantje tussschen twee haakjes die Stoppel is jouw vriend, komt binnenkort hier wonen en nu zou jij graag hebben, dat ik hem 'n beetje met de plaatse lijke toestanden op de hoogte bracht. Is 't zoover juist „Prachtig, prachtig", riep „de pers" voldaan. „Welnu dan, zéér zeker zal ik dat doen, immers les amis de mes amis sont mes amis, is 't niet zoo Ik zal hem de stad van binnen en buiten laten zien, reken maar van yes en dan sjouw ik hem mee naar huis hij kan 's middags blijven rijsttafelen, zelfs kan hij 'n uiltje knappen en dan breng ik hem mee naar de soos. Neen hoor „pers", laat dat alles maar aan

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 38