KERSTNUMMER ,0 N S ZEELAND' DECEMBER 1928 mij over, 't komt best terecht, 't is in orde, in orde." „De pers" jubelde innerlijk van vreugde. We gaan den goeden weg uit dacht hij. Meer ernst was er voor dien avond niet meer noo- dig. Beide heeren wandelden op naar de soos het werd een latertje Tegelijkertijd dat Karei Stoppel zijn ontslag had ingediend, had hij verlof aangevraagd en dit was hem zonder eenig bezwaar toegestaan. Ook alweer een bewijs dat ze hem konden missen 't was hem dui delijk. Hij was voor niemand thuis. Karei zat den geheelen dag op zijn kamer te kniezen, want hij durfde zich niet op straat te vertoonen daar geneerde hij zich voor. Een ieder zou 't hem immers aanzien, voor al die lieden, die hem iederen dag op tijd ontmoetten, aat 't met hem gedaan was, Ze zeggen van zoo iemand dat hij „op" is. „Versleten" Voor de zooveelste maal zat Karei zich weer op te winden. Hij dacht terug aan den tijd, dat hij nog hoofdcommies was, dat het machientje draaide eentonig weliswaar, maar toch aardig en nu stond dat ding stil, voor eeuwig. Gelaten wachtte hij op de post. De post kwam, 't was slechts een courant. Het blad van „de pers". Wat is dat nu weer 'n flauwe mop. Wat heeft hij daar mee voor om mij zoo'n snertblad te sturen, 't Is waarachtig, de vent kan niet anders dan schertsen en spotten. De ernst des levens, daar is hij heelemaal niet achter en dat leert hij ook nooit mopperde Karei. Achteloos doorliep hij het nieuws niet veel zaaks natuurlijk. „Wel potverdrie, wat lees ik me daar" riep hij eensklaps uit. Twee berichtjes waren met blauw potlood omlijnd. Onder de „officieele berichten" stond woordelijk te lezen wat reeds in andere bladen had gestaan. „Hè, wat is dat voor onzin is de vent gek 't Is een schur kenstreek siste Karei woedend. Onder de rubriek „Gemengde berichten" las hij ,,'s Hage. Men deelt ons uit ambtenaars kringen mee Wie had 't ooit kunnen bevroeden, dat de heer K. Stoppel, hoofdcommies, plotseling 's lands dienst gaat verlaten en dit op eigen ver zoek, Temeer verwondert men zich over dit ont slag, waar de heer Stoppel aangeschreven staat als één van de bekwaamste ambtenaren. Offi cieus was bovendien bekend, dat binnen enkele weken de bevordering tot referendaris te wach ten was. Zijn heengaan zal door jongere ambte naren wel gevoeld en ten zeerste betreurd wor den, omdat hij als chef geboekt stond als een persoon recht-door-zee. Uit betrouwbare bron werd ons meegedeeld, dat de heer Stoppel zgne studies in de botanie wil voleindigen en den refe- rendaristitel er prijs aan geeft. Dat hij in zijne ondernemingen zal slagen, is zonder twijfel en tevens onze oprechte wensch." Dat ging te-ver. Karei was zijn drift niet langer meester. Hij stampte heftig op den grond en ging zóó te keer, dat zijn hospita verschrikt om het hoekje van de deur kwam kijken. Die goeie ziel had al lang ge merkt dat mijnheer Stoppel niet in orde was en meer dere malen had ze gestommel gehoord, maar nu was het dan toch wel op z'n hevigst. Karei keek haar ver wilderd aan en zijn blik was voldoende om haar op de vlucht te jagen. Wanhopig liep ze de straat op, botste tegen 'n heer, die niemand anders was dan „de pers". Zij was den hemel dankbaar, dat die haar te hulp kwam overstuur van schrik vertelde ze in ge broken zinnen, wat haar overkomen was. De pers be greep direct de situatie en stelde haar gerust. „Kcm, kom, juffrouw, 't zal heusch zoo'n vaart niet ioopen, 't is slechts een poeier die uitwerkt. Zorgt u, dat er over 'n half uurtje 'n fijne flesch boven is. Ik zal wel eens gaan kijken." „De pers" stond plotseling voor Karei en vóór dat deze iets in het midden kon brengen, was hij over rompeld door den kalmen toon waarop zijn vriend hem toesprak. Een en ander had hij tegen den grond gesmeten, dit was nu eenmaal een zwak, wanneer Karei driftig was. „Wel, wel, wat ben jij aan 't uitspoken zeker een beetje kamergymnastiek uit verveling" schertste „de pers". Meteen raapte hij voor de zooveelste maal den stoel op, die het blijkbaar altijd moest ontgelden. Van zijn driftbui nam hij geen notitie. Karei kookte inwendig van woede die bliksemsche „pers" hij zou 't hem eens goed willen zeggen, maar hij kon niet. Van deze gunstige gelegenheid maakte de ander gebruik. „Heb je mijn krant ontvangen vroeg „de pers" onnoozel weg. Hij kreeg geen antwoord, maar de woedende blik zei genoeg. „De pers" keek eens rond en jawel hoor, tot 'n prop verwrongen lag daar zijn veelgelezen blad. „Wanneer we er nu eer.s'bij gingen zitten," ging hij voort, „dan kunnen we op ons gemak die puzzel van jou eens bespreken, want daar ben ik feitelijk voor gekomen." Karei voldeed gedwee aan dat verzoek en „de pers" draaide thans zijn geheele repertoire af. Hij deed dit met zoo'n behendigheid en tact, dat Karei hier weinig tegen in kon brengen en het deed hem zelfs goed, teen zijn vriend hem vertelde waarom hij over dat referendarisschap gesproken had dat had hij immers alleen gedaan om die oud-collega's van Karei in 't harnas te jagen. Wat er verder over de botanie stond te lezen, dat hield niets om 't lijf vanzelfsprekend was dit 'n geval waarin Karei zelf te beslissen had. De vrijheid van de pen had hem tot deze fantasie ge voerd beweerde hij maar wat er stond, was daarom nog geen onzin, integendeel Hij zou 't wel weten, wanneer hij in Karel's schoenen stond. Karei had met aandacht zitten luisteren en was werkelijk opgemonterd. De juffrouw was intusschen met 'n flesch cham pagne komen aandragen. „Dat is 'n onder-onsje, nietwaar juffrouw," lachte „de pers". Zij bevestigde dit met 'n schuw knikje. De botanische wetenschap werd door Karei nog even aangeroerd, want wat wist hij daar nu van Absoluut niets. Ook hierin wees „de pers" hem den weg. 'n Beetje studie en verder belangstellen in de botanie, en dan was hij al 'n heel eind in de goede richting. „Kom zoo spoedig mogelijk naar mij denk alleen aan het vuurtje en laat ik nu heengaan, want ik ben er zoo maar even tusschen uitgewipt," „De pers" holde weg. „Wat 'n toekomstmuziek," jubelde Karei, toen hij alleen was. Hij las nog herhaalde malen het door „de pers" geschreven stukje over en 't werd in zijn oog steeds mooier. „Die „pers" was toch 'n reuzenvent en wat was zijn wraak zoet." Pa Schot en Rosalie gebruikten in het vroege morgen uurtje als naar gewoonte hun kopje koffie in de serre. 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 39