KERSTNUMMER
,0 N S ZEELAND'
DECEMBER 1928
Met de vuist sloeg hij op tafel.
„Die verwaande kwast met z'n paradijs en latijnsch
geklets komt niet meer over den vloer, begrijp je."
In die gemoedsstemming verliet pa Schot op dien
morgen „villa Rosalie",
Daar was nog geen woord gewisseld.
„Zou ik er mee moeten beginnen vroeg Karei zich
af. Bovendien was hij zoo verlangend te weten, hoe
Rosalie het maakte.
„En, mijnheer Schot, hebt u beiden een goede nacht
rust gehad vroeg hij schuchter.
,,0, buitengewoon, buitengewoon," was hierop het
antwoord.
,,Nu, ik moet u zeggen, dat de dag van gisteren voor
mij een onvergetelijke dag is geworden," vleide Karei.
„Ach kom, dan hebt u blijkbaar nog niet veel mee
gemaakt."
„Integendeel, mijnheer Schot, ik heb zelfs zeer veel
meegemaakt, maar zoo iets betooverends als gisteren
avond, zóó iets heerl.
„Zeg, wat zegt u van deze kiosk." Schot bleef
er voor stilstaan, „Nu kunt u deze eens op uw
gemak bekijken, goed geplaatst hé en zoo midden op
de markt" viel Schot sarrend in de rede.
Karei schrok van deze laatste opmerking. Zou dat
gejudas opnieuw beginnen, dacht ie. Hij begreep
er anders niets van.
Ze wandelden verder.
„Hier komen we in de Brugstraat," ging Schot voort.
„Dit is een straat zooals in Den Haag de Spuistraat,
dat wil zeggen wel niet zoo druk, maar men treft er
iederen middag een zelfde soort menschen aan. U moet
vanmiddag maar eens gaan kijken, dan kunt u ze heen
en weer zien flaneeren, zoon stelletje fatten, ver
waande kwasten en nietsdoeners."
't Drong bij Karei nog niet door, dat het weer op
hem gemunt was.
Langzamerhand naderden zij de soos „De Vergulde
Ooievaar".
„Dit is nu de beroemde soos."
Schot ging midden op straat staan en Karei volgde
zijn voorbeeld.
„Van die soos ben ik president. We hebben ver
schillende leden, dat begrijp je en ook verscheidene
clubjes. Om nu voor lid in aanmerking te komen, moet
men geïntroduceerd worden, dus zorgt u vanmiddag
klokslag half vier bij me te zijn, begrijp je."
Alweer een hatelijkheid aan het adres van Karei,
„A propos, nu moet u mij ook eens vertellen, ruik
je den stal nu nog niet Kom, wees niet kinderachtig,
daar zijn geen dames bij. Je zult me toch niet wijs
maken, dat u afkeerig zijt van die lucht."
Pa Schot lachte zoo luid, dat passeerende menschen
opkeken en instinctmatig meelachten.
Thans begreep Karei de situatie. Wat stond hem
te doen, 'n zekere angst bekroop hem. Waar had-ie
het aan verdiend, dat de heer Schot zoo onheusch
optrad en gisteren was het nog scherts, maar nu was
het ernst, dat voelde hij wel. Hij zag zijn gedroomd
geluk als sneeuw voor de zon verdwijnen. Kon hij
maar raad aan „de pers" vragen, maar dat ging niet
en bovendien had die hem immers gezegd „zoek het
zelf verder uit". Hij moest gedwongen meelachen,
toen Schot hem voor de Soos bespottelijk maakte.
Karei dacht terug aan zijn ambtenaarstijd en aan die
harlekijntjes, maar was hij nu zelf niet de grootste
harlekijn Met een medelijdend lachje stelde deze
voor een kopje koffie te drinken in „de Kroon" en
als een lammetje volgde Karei. Hij, oud-hoofdcom
mies, werd geringeloord als het jongste klerkje en wat
moest ie beginnen Zou hij wegrennen 't Was te
laat en daar klonk reeds de bevelende stem van Schot.
„Kom, Stoppel, we zijn er, hier zullen we even uit
rusten." Met een zekere onverschilligheid ging pa
Schot zitten, voor op het terras, toen wees hij Karei
een stoel aan. Karei had het zoo te kwaad van op
gekropte zenuwen, dat hij bijna stikte.
Wat zal er nu weer komen, dacht ie, we zitten zoo
te midden van het publiek en dan spreekt Schot zoo
luid, dat iedereen het moet verstaan. Zou ik nog eens
informeeren hoe het met Roosje gaat, mogelijk valt
dat wel in goede aarde.
„Mijnheer Schot, heeft de dag van gisteren uw
dochter niet vermoeid en hoe maakt ze het
Schot wou hier juist op antwoorden, maar wie kwa
men er op de fiets voorbij rijden 't was Roosje in
haar green costuum, gevolgd door Amat, eveneens in
botanisch tenue.
„Wat bliksem nog toe," bulderde Schot,
Men zag verschillende lachende gezichten, die het
fietsend stelletje nastaarden en toen waren ineens aller
oogen op Schot gevestigd, die zoo ruw uit den hoek
kwam.
„Nu breekt mijn klomp," ging hij woedend ver
der - „en dat is uw schuld met al die flauwe praatjes
over vergeet-mij-nietjes en paradijs, maar kijk, hier
heb ik den sleutel, en een knap man wanneer u daar
ooit binnen komt, dan heet ik geen „Schot".
Met stomme verbazing luisterde het publiek toe,
maar niemand begreep waar de kwestie tusschen beide
heeren feitelijk over liep.
Voor Karei was het te veel. Hij was nu werkelijk
als kwajongen weggezet.
„Pardon mijnheer" riep hij in drift „ik begrijp
u absoluut niet en ik groet u
Meteen stond hij op en verdween.
„Dat komt goed uit," riep Schot hem achterna
„want de rijst was aangebrand, maar denk er om,
vanmiddag om half vier present hoor."
Karei schaamde zich dood hij had de laatste woor
den van Schot nog juist opgevangen en rende het ter
ras af.
Karei sprong op een voorbijrijdende tram. Waar
heen, dat wist hij waarachtig niet hij liet zich maar
rijden. Hij was totaal in de war en kwam eerst tot
bezinning, toen ze hem opmerkzaam maakten, dat de
tram aan 't eindpunt was.
„Allen uitstappen dus ook hij.
Wat 'n ochtend. Beleediging op beleediging hij
had het geslikt, alles ter wille van Rosalie pa Schot
had hem echter tot het uiterste gedreven. Moedeloos
viel Stoppel op een bank neer, die langs den weg
stond. „Zoek dat nu eens uit" zuchtte hij en wat
moest hij nu aanvangen „Om half vier present"
had Schot hem nageroepen, maar dat ging niet. Hij
zond een telegram, dat hij verhinderd was en vervol
gens rende hij op de fiets, of de duivel achter hem
zat, de gemeente uit, want hij wou onder geen voor
waarde Schot nog ontmoeten. Eindelijk kwam hij wat
op verhaal. De schitterende natuur en boschrijke om
geving werkten daar ook wel toe mee.
Karei ontdekte een bekoorlijk plekje, 't Was of een
goede geest hem toesprak „Karei, tot hier en niet
verder." Hij legde zijn fiets tegen den grond, beklom
één der heuveltjes en vlijde zich daar neer. Wat een
heerlijk vergezicht en prachtig panorama van de stad,
die hij had moeten ontvluchten, ja voor wie en waar
om O, wanneer Rosalie hem in dezen toestand eens
kon zien.
Plotseling hoorde hij praten. Wat een bekende
stem was dat. Karei keek om zich heen en aan den
41