KERSTNUMMER
,0 N S ZEELAND'
DECEMBER 1928
voet van den heuvel passeerde Rosalie, die met Amat
in het Javaansch een gesprek voerde. Ze hadden hem
geen van beiden opgemerkt. Amat wees echter op de
fiets, die tegen den grond lag.
„Maar mijnheer Stoppel, u hier riep Rosalie
verbaasd, toen ze Karei ontdekte.
Karei daalde den heuvel af, meer glijdend dan loo
pend Rosalie moest hem nog in z'n vaart stuiten.
„O, pardon, juffrouw Schot, ja, ik hier, maar u
neemt het mij toch niet kwalijk, hé" stotterde hij.
„Kwalijk nemen, o volstrekt niet, maar ik ben bang,
dat een ander het u wél kwalijk neemt. Weet u wel,
dat u met mijn vader een afspraak had gemaakt, half
vier naar de Soos te gaan Hemeltje, wat zal die
boos zijn."
Stoppel kreeg een rilling, toen Rosalie dit zei en
ze merkte dit.
„Hebt u koorts, dat u zoo staat te beven," vroeg
ze bezorgd „dan moet u toch hier niet blijven.
Gaat u wat zitten, ik zal Amat om de auto sturen,
en dan kan hij u naar huis brengen wanneer u dan
even langs ons rijdt, kan vader chinine geven, want
u hebt beslist malaria."
„Wat zegt u daar, met de auto naar uw huis, naar
uw vader, o neen, dat niet, dat nooit. Ik heb geen
koorts, geloof me en uw vader weet er van, dat ik
verhinderd ben, maar zegt u in 's hemelsnaam niet,
dat u mij hier ontmoet hebt" smeekte Karei.
Toen Rosalie zoo hoorde spreken, begreep ze direct,
dat Stoppel met haar vader kwestie moest gehad heb
ben. Daar was natuurlijk iets gebeurd en niet alleen,
dat ze zich hierover geneerde, maar om dan onaan
genaamheden te zoeken met een man, tegen wien ze
zóó op zag, omdat ie zoo geleerd was en van wien ze
gehoopt had nog zooveel te leeren 't was in één
woord „vreeselijk". Weg al die illusies, ze kon wel
huilen van woede. Hoe onredelijk van haar vader om
haar steeds in die studie zoo tegen te werken. Stoppel
noemde die kamer „paradijs", was daar soms iets mee
miszegd
Ze moest en ze zou het weten wat er gebeurd was
en zonder omhaal van woorden vroeg ze het.
„Welnu, mijnheer Stoppel, wanneer u dan heusch
waarheid spreekt en dus niet ziek zijt, moet ik uit
uw gesprek opmaken, dat u met mijn vader verschil
van meening hebt gehad en u moet me dan vertellen
waarover dat loopt mogelijk kan ik u wel van dienst
zijn. Zooals u ziet, moeten we nog wat gebruiken.
Mag ik u dan bij deze picknick, hoe eenvoudig ook,
uitnoodigen
Deze uitnoodiging nam hij dolgaarne aan. Op een
lommerrijk plekje deden Roosje en de gelukkige Karei
zich al dra te goed aan den maaltijd en hij vertelde
intusschen uitvoerig wat hem overkomen was.
Amat hield op een afstandje een oog in het zeil.
Dat is wat anders dan aangebrande rijst, meende
Karei.
Pa Schot was te ver gegaan dat vond hij zelf
ook en op zijn wandeling naar huis maakte hij
reeds allerlei plannetjes om zijn fout dien middag
goed te maken. Wanneer die Stoppel een beetje vent
is, zal hij wel begrijpen, dat ik het niet zoo gemeend
heb in ieder geval zal hij nu die verwaande streken
in het vervolg wel achterwege laten hij weet, welk
vleesch hij in de kuip heeft, o zoo Vanmiddag om
half vier praten we over heel wat anders rede
neerde Schot in zichzelf.
Bij zijn thuiskomst vond hij het telegram van Karei.
„Wat levert ie me daar," riep Schot verschrikt,
„dat kan niet, dat mag niet Stel je voor en hoe
42
moet het vanmiddag in de Soos gaan en wat zou „de
pers" wel zeggen
Schot had geen rust gelukkig was Rosalie niet
thuis. Hij hield het in huis niet uit en wat stond hem
niet te wachten herrie met Roosje, herrie met „de
pers" en ook met dien lammen kerel. Hij liet een taxi
voorkomen en spoedde zich hiermee naar de woning,
waar Karei kamers had, Mijnheer Stoppel was niet
thuis en kwam eerst laat in den avond terug kreeg
hij als bescheid.
„Dat is een gemeen smoesje," riep hij opgewon
den en liet zich rijden van Oost naar West, van
Noord naar Zuid, maar het was alles tevergeefsch
de vogel was gevlogen.
Rosalie bleef steeds weg 't was eigenlijk wel goed,
want wat zou die woest zijn, als zij van die geschie
denis afwist.
Om naar de Soos te gaan zonder Stoppel, dat lapte
hij niet, want dan kreeg ie de wind van voren, dat
stond vast
In de Soos was de belangstelling op dien middag
zeer groot- „De pers" had vrij-af genomen. De club
leden waren trouw opgekomen om met het nieuwe
lid kennis te maken dit was nu eenmaal de gewoonte
om zoo iemand aan alle leden voor te stellen en „de
pers" zou zich van deze taak kwijten, maar wie er
kwam, geen Karei en wat nog nooit was gebeurd,
ook de praeses, de heer Schot, mankeerde. „De pers",
aanvankelijk een beetje boos, maakte zich thans on
gerust. Als er maar geen ongeluk was gebeurd. De
Soos kwam werkelijk in opschudding. Vanzelf spre
kend lekte deze gebeurtenis ook naar buiten uit al
spoedig bleef het niet bij veronderstellingen, maar liep
het gerucht dat de heeren Schot en Stoppel vermist
werden en verongelukt waren.
„De pers", die anders nooit zoo gauw zijn meening
zei, kon dit laatste gerucht toch ook niet tegenspre
ken. Men wachtte, wachtte, maar alles tevergeefsch.
Daar werd geinformeerd bij de familie Schot alléén
Soepina, de baboe, was thuis en kon geen inlichtingen
geven. De juffrouw was 's morgens uitgereden en nog
niet thuis en waar mijnheer was, dat wist ze evenmin.
Daar waar Karei woonde, werd niet opengedaan. „De
pers" zag thans de ernst van het geval in, verliet on
gemerkt de Soos en ging op zoek. Levend of dood
hoopte hij beide heeren 's avonds toch gevonden te
hebben.
Toen Rosalie het geheele verhaal gehoord had, wist
ze wat haar te doen stond. Ze stak het niet onder
stoelen of banken, maar zei op beslisten toon hoe ze
er over dacht, 't Moest nu eens uit zijn. Zij liet zich
nog steeds te veel als kind behandelen, maar dat had
zijn grenzen en nu was het dan ook uit.
Karei begreep thans, dat pa Schot nog niet alles
te vertellen had.
Over het onderwerp „botanie" werd geen woord
gerept. Rosalie durfde er niet over te beginnen, om
dat ze vreesde voor een derde maal een flater te
begaan en Stoppel paste ook wel op om er over te
praten, want hij was in het geheel niet voorbereid.
Rosalie vertelde uit haar Indische jaren en Karei
uit zijn ambtenaarsloopbaan, maar haalde daar alleen
uit aan, wat hij kwijt wou zijn hij had het over 't
machientje en de harlekijntjes.
't Begon reeds te schemeren, toen Rosalie over naar
huis gaan sprak. De overgelukkige Karei bleef alleen
achter. Voor de lasterpraatjes vond Rosalie het beter
dat ieder op eigen gelegenheid ging. Het afscheid was
allerhartelijkst. Dat „juffrouw" en „mijnheer" zou
men in het vervolg weg laten, stelde Roosje voor.