KERSTNUMMER
,0 N S ZEELAND'
DECEMBER 1928
en kindermeisjes met huilende en jengelende kinderen.
Hemel, wat was hij nu begonnen Hij wou terug-
keeren, want om zich heen hoorde hij gichelen. Maar
een aardig meisje kwam op hem toe en wees hem
nog een plaatsje.
Schot dacht dat hij door den grond ging van
schaamte de juffrouw die hem toesprak, monterde
hem gelukkig wat op. Pa Schot had, zoo oud als hij
was, nog graag met dat jonge goedje te maken en
vond het fijn wanneer ze nog notitie van hem namen.
„Wat wenscht u te gebruiken vroeg hetzelfde
lieve meisje.
„Wel, kindlief, geef me maar 'n ouwe bols."
„Het spijt me, maar we hebben hier geen vergun
ning."
„Wat zeg je me daar, geen vergunning nep
Schot verbaasd „maar wat verkoopen jullie dan
„0, mijnheer, verder van-alles, melk, chocolade,
fosco, limonade, koffie.
„Stop, stop, je bent me 'n guit hoor. Je wil pa
Schot zeker ziek maken, maar dat zal niet gaan, hoor.
Geef me maar een portie aardbeien met slagroom,
want daar ben ik voor gekomen loog ie.
Wat een toestand, hij mocht vanmorgen tegen Roosje
nog wel zeggen, dat die Stoppel in zoo'n inrichting
thuis hoorde en nu zat hij er warempel zelf.
Op één consumptie kon Schot hier toch ook al niet
te lang vertoeven restaurant de Leeuw was nu het
toevluchtsoord ook daar zou niemand hem vinden,
want hij kwam er zelden, alléén wanneer hij met
Rosalie uit dineeren ging. Hij liet een auto voorkomen,
betaalde, wat natuurlijk gepaard ging met de noodige
vleierijtjes aan het adres van het meisje dat hem
bediend had en vervolgde zijn weg.
Restaurant de Leeuw stond bekend als de deftig
ste zaak en was comfortabel ingericht. Men had er
verschillende gezellige en vrije zitjes, waar men zoo
in intiemen kring kon dineeren. Na zoo'n naren dag
zou een goed diner wel smaken. Schot bestelde dan
ook een uitgelezen menu. Niemand kon hem zien
zitten en hij nam zich voor dit pracht-menu op zijn
gemak af te werken. Den kellner, die hem bediende,
gaf hij speciale opdracht met opdienen kalmpjes aan
te doen, want hij had al den tijd.
„Hebt u het treurige nieuws al gehoord vroeg
deze, toen hij de soep opdiende.
„Neen, wat dan
„Mijnheer Stoppel, die hier pas is komen wonen,
wordt vermist en algemeen wordt vermoed, dat hem
een ongeluk is overkomen. Hij werd vanmiddag in
de soos verwacht, maar is er niet verschenen.
„Kom, kom," lachte Schot, - „men moet niet direct
het ergste denken, 't is geen kleine jongen meer die
komt best terecht, hoor."
Intusschen dacht Schot er het zijne van en het diner
smaakte hem eens zoo lekker, toen hij dan hoorde,
dat Stoppel ook niet in de soos was geweest.
De kellner kwam terug met een visitekaartje
„Ik moest u dit even ter hand stellen."
Schot las
,,K. Stoppel, oud-hoofdcommies, botanicus,"
„Waar is die mijnheer Tusschen twee haakjes,
dat is nu die verongelukte mijnheer Stoppel," fluis
terde hij tegen den kellner.
„Och, kom, mijnheer, 't is toch niet waar Nu, die
heer zit vlak bij u."
Pa Schot stond op en Karei, die het geheele gesprek
tusschen Schot en den kellner gevolgd had, kwam al
aanstappen.
„Maar kerel, hoe kom jij hier en waar heb je van-
44
middag gezeten schaterde pa Schot. „Nee, die
is goed, kom bij zitten, je bent misschien óók pas
begonnen. We zullen samen dineeren en je bent nu
mijn gast geworden hoor."
„En over die kwestie van hedenmorgen, daar praten
we niet meer over," riepen beiden tegelijk.
Karei was uitbundig vroolijk en er kwamen mo
menten, dat beide heeren het geheele restaurant met
hun lachen vermaakten, Karei durfde niet te vertel
len, hoe hij zijn middag had doorgebracht en dat
Rosalie hem aangeraden had in het restaurant „De
Leeuw" te gaan dineeren.
,,'t Was er zoo goed," had die engel gezegd.
„Waar ben je vanmiddag geweest vroeg Schot
andermaal. „Ja, je behoeft het mij niet te vertellen,
hoor, maar het zal wel in orde zijn, dat begrijp ik,
ouwe rob gelijk heb je, hoor."
Nu vertelde Schot ook wat hij dien middag had
uitgespookt hij had een kapitaal vertuft de biblio
theek was hij „fatsoendelijk uitgesmeten", daarvoor
kreeg hij in ruil een melksalon met lieve meisjes.
Wanneer je niet was weggeloopen, dan had je daar
óók kunnen profiteeren, en lieve kinderen, Stoppel,
om van.
„Mijnheer, denkt u wat aan uwe omgeving" ver
maande de ober, die voorbij de tafel liep.
Het gesprek werd nu min of meer fluisterend voort
gezet. Schot deed alsof er heel wat gebeurd was en
de meest fantastische verhalen werden opgedicht. Hij
vergat alleen over de huilende en jengelende kinderen
te spreken.
„De pers" was er achter gekomen, dat Schot den
geheelen middag in een taxi had rondgereden, maar
zonder Karei. Hij informeerde bij de taxi-maatschappij
en jawel hoor, het was zoo. De chauffeur die hem
gereden had, deed een omstandig verhaal en bracht
het hiermee tot de bibliotheek. De concierge hiervan
verstrekte de inlichtingen tot 's middags 5 uur, -
teen de bibliotheek gesloten werd en de heer Schot
spinnijdig was heengegaan hij had ook nog gezien
dat Schot de melksalon was binnen gegaan.
„Wat zeg je me daar" riep „de pers" verbaasd
uit „heb je dat wel goed gezien, de melkinrich
ting
Daar zat voor hem niets anders op, dan ook daar
eens te gaan kijken. Schot was gevlogen. Hij vernam
al spoedig, dat Schot er bijna een uur vertoefd had
het was zoo'n kort, dik baasje en hij deed erg ver
liefd, „Hoe ouder, hoe gekker," merkte één der meis
jes op, en Schot was met een auto vertrokken. „De
pers" begreep van het geheele geval nog niets. Schot
was steeds alleen geweest, waar had hij Karei dan
gelaten Waar nu heen Schot was nog niet thuis
en kwam ook niet thuis eten, dat wist Amat hem
telefonisch te vertellen. „De pers" liep daarom alle
eetgelegenheden af en had eindelijk beet. Hij wist
eigenlijk niet goed, hoe hij zich zou houden, wanneer
hij Schot zou ontmoeten.
Als een detective ging hij te werk en nam plaats
aan een tafeltje waar Schot volgens aanduiding moest
zitten, het ouwe plaatsje van Karei. „De pers" hoorde
aan een beentje knabbelen, maar verder niets. Hij
rammelde zelf van den honger, want hij was er een
paar uren mee bezig geweest om pa Schot op te spo
ren. Dat optreden vond hij allesbehalve correct en
hij zou het Schot eens raak zeggen en om dan dien
armen Stoppel in den steek te laten, 't was....
„En dan, mijnheer Schot, trok ik maar aan het
touwtje en als een harlekijntje sprong hij op."
Dat was de stem van Karei.