VAN DE PERIKELEN DER LIEFDE
3>e V
JDo Kj/ i> i? e 1
KERSTNUMMER„ONS ZEELAND" DECEMBER 1928
DOOR J. P. PAULUSSE
....De liefde kost aan menigeen
zijn gansche spaarbankboekje.
Sp.
Van de drie, om hun schoone omgeving befaamde
dorpjes Burgh, Haamstede en Renesse, spant onge
twijfeld het laatste de kroon. En de Schouwenaar, die
zichzelf respecteert, laat dan ook in den zomer geen
Zondag voorbijgaan om per motor, auto, of ander
vehikel een bezoek te brengen aan deze kleine, reine
parel der Noordzee, beroemd, behalve om haar verruk
kelijke ligging o. a. ook om haar fraaie kasteel met
park, haar romantische laantjes en haar grandioos
dorpsplein met de statige rijen olmen. Hij, die echter
meent, dat Renesse alleen kan bogen op deze benij
denswaardige uiterlijke schoonheden, vergist zich zeer.
Want buiten en behalve het opgesomde, bezit dit dorp
iets, waardoor het een unicum mag genoemd worden,
n.l. een ongewoon groot aantal wat men in Zeeland
noemt ouwe jonge jongens, een onderaf deeling van de
klasse homo sapiens, die meer dan eenige andere
bloot staat aan den spot der plattelanders, die zich in
gelukkiger omstandigheden bevinden. Meen nu niet,
dat ik me ga scharen onder de spotters èn dat mijn
verhaal een geeseling zal zijn dier veelgeplaagden.
Integendeel, het lust me thans u de diep tragische
geschiedenis te leveren van een paar ouwe jonge jon
gens uit de jaren 1890 of daaromtrent, tot stichting
en waarschuwing van al diegenen onder u, die met het
noodlottige plan mochten rondloopen om de gelederen
van genoemde menschensoort te versterken.
In het jaar dan, waarvan ik sprak, en waarin deze
droevige historie zich afspeelde, stond te Renesse
naast het toenmalige gemeentehuis een eeuwenoud
vervallen gebouw met een laag geveltje, waarboven
een enorm groot dak oprees, dat van puren ouderdom
hol stond. In het geveltje, dat bultig naar voor puilde,
hing een onder-en-bovendeur, de laatste meestal open
en daarnaast prijkte aan weerszijden nog een echt
antiek raam met kleine ruitjes. Dit wat het uitwendige
betreft. In dit bouwvallige huisje (u hebt 't reeds ge
raden!) woonde een tweetal bedaagde jonge jongens,
de een in de kamer links, de ander rechts van de gang.
Beiden waren de zestig juist gepasseerd, beiden werk
ten voor hun onderhoud bij den boer, beiden hadden
een spaarbankboekje met een rond sommetje op de
Nutsspaarbank te Zierikzee.
Onthoud dat goed, lezer, van dat spaarbankboekje,
want dit zal een voorname en schokkende rol vervul
len in het drama, dat zich gaat ontrollen voor uw
oogen.
o o i e
De ware namen der twee ongehuwden zijn me niet
bekend, maar de eene, die zeer lang en schraal was,
werd „de Kubbel" genoemd, vermoedelijk omdat hij
geen tanden meer had, terwijl zijn lotgenoot, een kort,
gezet kereltje, dat hevig scheel keek, werd aangeduid
met den naam van „de Vlooie".
In het milde jaargetijde kon men beiden 's avonds
altijd aantreffen, tegenover elkaar gezeten op de stoep,
rookende en „de Nieuwsbode" uitspellende, terwijl
ze de winteravonden sleten om beurten den eenen
avond links, den anderen avond rechts, tegenover
elkaar aan tafel gezeten, rookende en de Nieuwsbode
lezend. Ook waren ze dol verslingerd op de lectuur
van eindelooze vervolgromans, met veelzeggende ti
tels, die als lintwormen door hun geestelijk bestaan
kronkelden. Jaren achtereen was hun paisibel leventje
rimpelloos voortgegleden, toen plotseling de catastro
phe kwam.
63