L&cr M/ d? J KON. DRUKKERIJ G. W. DEN BOER Levert alle soorten DRUKWERK KERSTNUMMER ,0 N S ZEELAND' DECEMBER 1928 Ik houd er niet van de aandacht van den welwillen- den lezer kunstmatig in spanning te brengen of zijn nieuwsgierigheid te prikkelen met minderwaardige trucs. Daarom vertel ik u kort en goed De Vlooie was verliefd gewerden Ik voel me gedrongen, u een nauwgezet verslag te leveren van de wijze waarop bedoelde ongelukkige in gezegden toestand was geraakt. 't Was in de maand Mei ja, allerhande gevaarlijke omstandigheden werkten mee de Vlooie was in de 143e en de Kubbel in de 144e aflevering van hun 27en roman, getiteld „Caesar de Geschandvlekte of de Wraak van den Bandiet", toen de oude buurvrouw, die hun hebben en houen verzorgde, stierf. De plaatsver vangster was een deern van 20 jaar, zwaargebouwd, rossig van haar en naar alle zijden afgerond, met oogen verzengend al wat brandbaar was, een mond als" een bloedige kerf en een reputatie vol groote en kleine vlekken. Als de duivel het heeft gemunt op de deugd en de eerzaamheid van den man, 't zij jong of oud, d.an vermomt hij zich in de gedaante van een weelderige jonge meid en overwint. Dat staat vast Helaas, zoo ook hier. De eerste, die bezweek, was de Vlooie. Arme, brave Vlooie. Hij was 's Woensdags thuis gekomen, de kamer van de Kubbel binnengestapt en had aan tafel plaatsge nomen. De Kubbel, die al eenigszins onthutst was geweest over 't ongewoon lange uitblijven van z'n maat, obser veerde hem met aandacht. En wat zag hij Zijn oogen traden halverwege uit hun kassen, haas tig greep hij zijn steenen snerkertje, dat uit z'n mond viel en stamelde „Bin jie wiste schere De schuldbewuste Vlooie keek scheler dan ooit, streek met de hand langs zijn gladde kaken en ant woordde benepen „Jae". Juist trad Jaone binnen en bracht de Nieuwsbode. Zij vulde het sombere vertrek met jolijt, met licht en met geur van groene zeep. De Vlooie keek niet op, maar de Kubbel staarde van den een naar den ander. Zijn hersenen arbeidden zichtbaar aan een probleem, hij 64 combineerde en toen Jaone weg was, hield hij zich niet langer in en zei duidelijk ,,hm". Den volgenden dag kwam de Kubbel ook geschoren thuis. De liefde voor Jaone bracht een heele omkeer te weeg in het vreedzaam bestaan der ouwe jonge jon gens. Behalve dat het twee keer scheren per week regel werd, zag men ze niet meer als gewoonlijk eiken avond te zamen in een kamer. Ze kenden elkaar niet best meer uitstaan en naijverig bespiedden ze elkanders doen en laten. Betrapte de Vlooie den Kubbel, terwijl deze met Jaone smoesde, dan was hij uit zijn humeur en zei giftige dingen. Kwam de Kubbel toevallig binnen bij zijn maat, ter wijl deze deed, alsof hij zijn arm niet om de forsche leest van Jaone had geslagen, dan lachte hij honend. Zoodoende werd de atmosfeer ondragelijk, was als geladen met electriciteit. Maar onbekommerd om wat er dreigde, ging de wulpsche deern vroolijk zingend en verleidelijk lachend haar gang, de beide vrienden gelijkelijk bedeelend met haar gunsten. Daar ging plotseling het praatje door het dorp, dat Jaone laat ik irtaar zeggen in gezegende omstan digheden was. De Kubbel was de eerste, die er mee aan kwam, blij, zijn maat een hak te kunnen zetten. „Ze vertellen op de scheerwienkel, da Jaone mot bevaole." „Ze klesse zoovée." ,,En ze 'ouen 't op joe." „Da zou best waer kunne weze," snoefde de Vlooie, „mar jie wor oak 'enoemd ouwste." „Da zou eer meugelik weze," troefde de Kubbel, zinspelende op 't feit, dat hij een jaar jonger was dan de Vlooie. Dienzelfden avond had Jaone een kort maar heftig gesprek onder vier oogen met de Vlooie en Donder dags trok hij naar Zierikzee. Met welk doel De Kubbel snapte er niets van. Maar de volgende week Woensdag kwam Jaone bij hem in de kamer en vreemd Donderdags moest ook hij voor zaken naar stad. Nog begreep hij niets van de Vlooie en de Vlooie niets van hem. Vier weken later trad Jaone in den echt met een pootigen jonggezel uit Noordwelle. Toen de bruid, stralend van gezondheid en blijde verwachting, aan den arm van haar mannetjesputter naar 't gemeente huis schreed, zaten de Vlooie en de Kubbel ieder in hun kamer voor 't raam toe te kijken, met gezichten als oorwurmen. Jaone knikte vriendelijk lachend, maar noch de Vlooie noch de Kubbel groette terug. Hun was een licht opgegaan en ze dachten aan hun berooide spaar bankboekjes. Ruwe Hu ia Schrale Lippen Oooc 50-60. Tube 80 et Bij Apotb. en DrogUteo Lange St Pieterstr. F 33 MIDDELBURG

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 72