mil CT1K/W 1 DAG 0 m ZIJDEWIMD 6 ONS ZEELAND dat de niet slapende inwoners van Middelburg te nul uur nul aangenaam getroffen werden door het luiden van de groote klok van den Lange Jan. Een alleraardigste begroeting van 1929. dat een echtpaar in Vlissingen de jaarwisseling vierde met het kort en klein slaan van eigen huisraad. De manne lijke helft van het paar mishandelde bovendien de vrouwe lijke 50 pCt. Voor het laatste moest hij de rest van de nieuwjaarsviering in het politie-bureau voortzetten. dat de raad van Overslag niets van een kanaal van Axelsche Sassing naar Hulst wil weten. Volgens dit college is de streek meer gebaat met uitbreiding van het tramnet naar Zuiddorpe, Koewacht, St. Jansteen, Clinge, Graauw enz. Doet de aanleg tot verdeeldheid zich weer gelden dat een vreemdeling zich in Hulst uitgaf voor paar- denkooper. Voordat het evenwel tot transacties kwam, bleek hij een ontsnapte uit de rijkswerkinrichting. Inplaats van eenige Hulstenaren vloog de bedrieger er ditmaal in. dat de Vlissingsche politie in 1928 totaal 61 vreem delingen over de grens van het land zette. dat diezelfde politie een 19-jarigen Hagenaar, de welke na een oneenigheid met zijn patroon de residentie had verlaten, aanhield en aan de ouders overleverde. dat de Middelburgsche bevolking in 1928 wederom verminderde, n.l. met 113 zielen. dat de heer J. A. J. Mesu te Middelburg 15 Jan. a.s. 25 jaar in schilder-dienst zal zijn bij den heer C. A. Mantz aldaar. dat de heer J. van Overloop 30 jaar klokkenluider en stokbewaarder te Kapelle was. Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag Adieu Langs bladerlooze boomen. De grauwe wolken varen vluchtend langs zonnelooze hemelbaan, als onder zware zorgen zuchtend, zie ik de naakte boomen staan. Elke winter brengt ons dagen, die door hun gebrek aan licht, zoo triest en armelijk, en zoo vol pijnlijke eenzaam heid zijn, dat ze worden tot dragers van verstarrende droef heid. Dan jagen de wolken als onheil verzinnende machten, in toomeloozen vaart hoog boven ons, dan drupt de regen in dikke traandruppels van tak en twijg en het mooiste plekje in den tuin gaat gebukt onder den zwaren diuk van sombere verlatenheid. Maar zóó triest kan het buiten niet wezen of er is altijd nog iets dat ons verheugt, nooit is er, hoe doodsch alles ook schijnt, een vo'komen verlorenheid. Daarom, gelukkig de mensch die ook dan voor het won dere leven der schijndoode boomen en heesters, belangstel ling heeft want te midden van droefheid en duisternis kan hij vooitgaan in de rustige zekerheid dat, waar het oude leven heenging, het toekomstige te vinden is. Bladerlooze boomen helaas denken velen dat daar nou letterlijk niets aan te zien is, en ze gaan hen voorbij, niet beseffende dat juist de kale, naakte boomen met prijzens waardige operhartigheid alles vertel'en. Elk takje laat dui delijk zien of het een goed of slecht jaar geweest is, en leert ons tevens den stand der knoppen kernen. Ook kunnen we nu eerst goed zien of het een werkelijk mooi gevormde boom is, want in den zomer kan de volle bladertooi minder goede en gehavende takken gemakkelijk bedekken. Is er voor den oppervlakkDen toeschouwer niet veel van te zien, zoodra hij wat nauwkeuriger kijkt ziet hij onmid dellijk verschi'len die zijn be'angstelling zeker doen stij gen. Dan is zijn gang langs bladerlooze boomen geen ge- woontesleur meer, maar wordt tot een bron van vreugde die altijd door nieuwe b'ijdschap scherkt. Nu is het niet de pracht van kleuren, die schoonheidsvreugde brengt het is de groote verscheidenheid in vorm en lijn die ons telkens verrast, want elke soort heeft haar eigen karakter, waaraan ze reeds van verre te herkennen is. Zeker, daar is schoonheid in, schoonheid van lijn, vorm en soms ook kleur. Schoonheid, die zich als 'n wirwar van ijl-zwarte lijntjes boven ons uitspint schoonheid ook, van wondere kracht als door meesterlijke handen uit één stuk gehouwen. Daar ligt een groot arbeidsveld open voor hen, die de bla derlooze boomen niet als „doode dingen" voorbij gaan, maar ze met aandacht beziet. Hun wandelen wordt tot een leer rijke verpoozing, waaraan zich onwillekeurig verbindt de drang ook anderen daarop te wijzen. Daarin ligt een groote voldoening, want naarmate wij de natuur liefhebben, zu'len we ons verheugen in haar schoonheid en die bescher men. Het is wel pijn1 ijk te moeten zeggen, dat die bescher ming zoo heel noodig is, tegen de vele, altijd dreigende, ruwe schennende handen van waarlijk niet enkel onontwikkelde menschen. In onze wandeling langs de bladerlooze boomen ligt de groote vertroosting der knoppen. De knoppen die vol be loften zijn, die in hun zwijgzaamheid ons altijd weer meer wijzen op den wonderen kringloop van het eeuwig ver worden en eeuwig vernieuwen. Dit is de boodschap die de naakte boomen ons brengen, dat, als wij meenen dat alles verloren gegaan is, het jonge leven heel dicht nabij is. En verpakt in knoppen, die stuk voor stuk wonderen van structuur zijn, wacht het tot de blijde lichtschittering van de naderende Lente de kluisters verbreken zal, opdat zij hun taak kunnen aanvangen en vervullen. G. BUDDE. 'april; 2 Januari. Sinds ik weer zakgeld heb, werken mijn gedachten op volle kracht. Aan de gesprekken, die heden in ,,Het varken met de sirene" gevoerd werden, rijkelijk deelgenomen. Kiimp van Duimen, die het onderwerp „Nieuwjaarswen schen" aanroerde, zei cynisch „de men schen gunnen elkaar zoo weinig het licht in de oogen, dat zij één dag in het jaar uit schaamte het tegendeel tegen elkaar beweren" en Breeduitstra griefde me met zijn spot over Nieuwjaarshandtastelijkheden a's inleiding van het elkaar naar de keel vliegen, dat de goede burgers gedurende de overige dagen van het jaar beoefenen. Ik heb me met klem tegen al die achterdochtigheid verzet en verband aan gewezen tusschen de heldere lucht van vandaag en de wel gemeendheid van de gister uitgesproken zegewenschen. Dat deed die pessimisten perp'ex zitten. In het oog van griffier Dorias las ik „die is weer op zijn oude kracht Gelijk

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 6