De Verlaten 5t een^roeve No. 45 Fanny Flapuit iv 898 VRIJDAG 25 JANUARI 1929 No. 45 DOOR CHAB LES GARVICE Keeren we naar Stannard Marshbank terug. Met den sleutel van het salon in z'n zak, liep hij de hal door, trok z'n overjas aan, zette zijn hoed op en ging naar buiten^ Het was alsof zijn hoofd in vuur en vlam stond z'n handen en voeten waren koud als ijs. Stannard Marshbank was een te scherpzinnig man om niet in te zien, hoe gevaarlijk de toestand was, waarin hij verkeerde. Misschien was er nog één uitweg, waardoor hij aan het lot, dat hem dreigend boven 't hoofd hing, kon ontkomen. Inspecteur Jones had hem dien uitweg reeds gewezen. Hij begaf zich naar den stal en gaf den koetsier van Averleigh-castle last om in te spannen. „Ik moet direct voor een .belangrijke aange legenheid naar Londen," zei hij tegen den man, „en hoop den trein die in Layford stopt, nog te halen." De koetsier, die natuurlijk niet het minste ver moeden had van hetgeen er eenige minuten ge leden in het salon was voorgevallen, spande, om sneller te kunnen rijden, twee paarden voor de dogkar en reed Stannard naar 't station. Hij kon nog juist den trein halen. Te Londen aan gekomen, nam hij zijn intrek in een hotel, nam een bad en bestelde daarna een ontbijt. Het bleek dat hij weinig eetlust had. Hij dacht alleen aan de middelen om uit de netelige positie waarin hij zich bevond, te geraken, stapte in een rijtuig en liet zich naar de haven rijden. Onderweg dacht hij met de hem eigen sluw heid over den toestand na, waarin hij geraakt was. Hij was op dit oogenblik zeer kalm zijn verstandelijke vermogens waren niet door een opgewonden gemoedsstemming of door schrik aanjagende beelden van de wijs gebrachtmet zijn gewone scherpzinnigheid, nog verscherpt door het gevaar, dat hem dreigde, wikte en woog hij het voor en tegen. De vraag was hoe stond hij er, alles wel beschouwd, eigenlijk voor Tegen hem getuigden alleen de verklaring van Grace Warner, de gevonden manchetknoöpen en de af drukken der schoenen. Behalve deze drie dingen tegen hem, waren er tal van verpletterende be wijzen tegen Heriot. Hij had den vrij langen rit naar de haven, waar hij passage naar een Amerikaansche haven stad had willen nemen, nog niet voor de helft af gelegd, toen hij op zijn besluit terug kwam en besloot, om niet de vlucht te nemen, maar het gevaar stoutmoedig onder de oogen te zien. Mexico of Argentinië waren landen, die goed voor Heriot Fayne waren, maar niet voor hem, Stannard Marshbank, die intellectueel zooveel hooger stond dan die dwaas Neen, het zou meer dan een dwaasheid zijn, een fout, een onherstelbare fout, wanneer hij als vluchteling naar het buitenland vertrok. Hij zou naar Averleigh-castle terugkeeren en den strijd om de schuld aan den moord met Heriot aanbinden. Ja, hij zou, maar nu gewaarschuwd en voorbereid, tegen hen, die zijn verderf zochten, in 't strijdperk treden hij zou, ja, hij zou er voor zorgen, dat Heriot aan de galg kwam Hij beval den koetsier terug te keeren en hem weer naar zijn hotel te brengen. Niettegenstaande het vaste besluit, dat hij zooeven genomen had, gevoelde hij zich zenuwachtig en angstig. Noch in den trein, noch in 't hotel, had hij een oog dicht gedaanhij zqu dus nu wat trachten te slapen. Maar de slaap wilde zich niet over hem ontfermen, dan nadat hij een flinke hoeveelheid chloraal had ingenomen. Zijn slaap duurde lang tot aan den volgenden morgen. Hij stond met zware hoofdpijn op en nam een bad. Hij deed moeite om een stevig ont bijt naar binnen te krijgen, maar het gelukte niet. Het ontbrak hem aan de minste eetlust. Z'n keel was zoo droog als kurk, z'n tong kieefde bijna aan z'n verhemelte; het was hem alsof zijn oogen in hun kassen brandden. De portier van het hotel zag hem meewarig aan en schudde z'n hoofd, toen hij zag, dat de logeergast zijn bord met walging van zich afschoof en brandewijn met water bestelde. Naar het En?elscli door JOSEPH MARTO Toen Stannard van de ontbijttafel opstond en een blik in den grooten spiegel wierp, vobr hem tegen den muur, herkende hij zich zelf bijna niet. Hij had Averleigh-castle verlaten in avond toilet, zonder zich den tijd te gunnen, om van kleeren te verwisseten. Op den terugweg naar zijn hotel, had hij in de haast een colbertrkostuum gekocht; hij zag nu, dat dit niet goed zat; zijn gelaat zag grauw en zwaar betrokken. Hij schrok voor zich zelf toen hij z'n spiegelbeeld zageen pijnlijke glimlach speelde om z'n mondhoeken. Nu dacht hij aan Eva. De dag. waarop hij met haar in 't huwelijk had moeten treden, was nu aangebroken Een straal van machtelooze woede schoot uit zijn met bloed doorschoten oogen. Maar bij den hemel Hij zou het spel zoo gemakkelijk Ze zeggen, dal oroumen schilderden in de middeleeuwen. Ze doen hel nog. niet opgeven Zonder strijd tot het uiterste af stand van haar doen, dat nooit Hij stiet een verwensching uit door zijn op elkaar geklemde tanden en vroeg den portier om het spoorboekje. Hij zag dat hij nog twee uren moest wachten vóór er een trein vertrok en deze trein ging niet verder dan tot Layford. Rustig in z'n hotelkamer blijven, dat kon hij niet en daar om wandelde hij twee uren lang, straat in straat uit. Hij liep zonder naar links of rechts te zien, strak voor zich uitstarend als een nachtwandelaar. De chloraal en de brandewijn betwistten elkander den voorrang in zijn brein. De voorbijgangers zagen hem nieuwsgierig aan en een politieagent bleef, toen hij hem mg, taan, en scheen er een oogenblik aan te denken, om dien net gekleeden heer, die daar liep alsof hij half dronken was, aan te spreken. Eindelijk kwam hij aan 't station, kocht een paar kranten en tijd schriften, nam plaats in den hoek van een coupé en trachtte te lezen. Maar de letters dansten voor zijn oogen heen en weerhij kon geen zin, die op 't papier gedrukt stond, begrijpen. Een verwen sching binnensmonds prevelend, wierp hij de krant op zij en deed een poging om vergetelheid van alles war hem pijnigde, in den slaap te vinden. Maar ook dit gelukte hem niet. Vóór zijn vertrek uit Londen, had hij een flesch chloraal gekocht, en hij kon aan de verleiding om er wat van te gebruiken, geen weerstand bieden. Hij viel nu in slaap, maar in een kunst- matigen slaap, die zijn afgemat lichaam en uit- geputten geest geen verkwikking aanbracht. Hij sliep, maar zijn slaap was onrustig en hij droomde van den vermoorden Ralph Porster. Hij droomde, dat Eva hem een blik van afschuw toewierp en hem den rug toekeerde hij zag zich zelf, in een overvolle zaal, voor de rechtbank hij hoorde het vonnis dat tegen hem werd uit gesproken. Geen wonder, dat, toen hij in Layford uit den trein stapte, hij in een toestand verkeerde, waarin hij droom en werkelijkheid niet uit elkaar vermocht te houden en dooreen haspelde. Het was reeds laat in den avond toen hij te Layford aankwam en er was geen rijtuig meer aan 't station. Hij zou dus moeten loopen om vóór den nacht in 't kasteel te komen. Maar zei hij tandeknarsend tot zich zelf komen zou hij er, al moest hij er ook op handen en voeten naar toe kruipen Hij zou het tegeiw Heriot Favne, tegen dien hond van een detective, tegen iedereen die wat tegen hem in te brengen had, opnemen Hij stond op de trappen vq,n het station het was alsof een duizeling hem overviel. Een stations beambte die hem passeerde, keek hem medelijdend aan. Stannard ging naar buiten. De koude nacht lucht deed hem een weinig tot zich zelf komen langzamerhand was hij weer in staat om te den ken. Hij liet nu, een voor een. de omstandigheden die in zijn voordeel spraken, de revue passet-ren. Hij dacht aan wat hij was en aan zijn persoonlijke eigenschappen. Was hij niet Stannard Marshbank, een der bekwaamste leden van het Parlement, was, hij geen man, tegen wien niemand ooit een be schuldiging had durven uitbrengen, behalve dan... gisteravond. Voor wien zou hij eigenlijk bang zijn Toch niet voor iemand als Heriot Fayne, die overal als een doordraaier en een vechtersbaas bekend stond Het was een koude nachthet vroor zacht en er kwam een mist opzetten, die hoe langer hoe dichter werd. Zóó dicht was zij echter niet, dat Stannard den weg niet kon vinden. De weg naar Averleigh-castle was lang, maar die omstandig heid kwam hem wel van pas. Hij had dan tijd, om tot zich zelf te komen en zijn plan van aanval op z'n vijanden te beramen en uit te werken. Zoo wandelde hij voort, nu en dan stil staande als om de loomheid die zich van zijn geest en lede maten door het gebruik van het verdoovings- middel had meester gemaakt, van zich af te schud den. De mist werd steeds dikker, maar hij verloor den weg niet uit het oog. Eindelijk had hij den rand der heide bereikt. Hier was alles mist wat hij zag. Hij stond stil en trachtte met zijn blik door de duisternis te boren, die hem van alk kanten omgaf. Nu stak hij een lucifer aan, maar dit zwakke schijnsel diende slechts om hem er van te overtuigen, hoe dicht de grijze nevel was, die zich voor en rondom hem als een reusachtige lijkwade uitstrekte. Een oogenblik stond hij daar als verbijsterd hij wist niet wat hij doen zon. Hij wierp de lucifer weg en klemde vast besloten de tanden op elkaar. Om op Averleigh-castle te ko men, moest hij de heide oversteken, en hij zou de heide oversteken. Ja, deze richting moest hij inslaan, en hij ging op weg. Zoo liep hij een half uur lang, steeds in den dichten mist. Sinds hij den vorigen avond het kasteel verlaten had, had hij zoo goed als niets gegeten. Daarentegen had hij tegen z'n slapeloosheid meer chloraal ingenomen, dan goed voor hem was. Hij voelde zich licht in 't hoofd en zwaar in de beenen een neerslachtigheid en gedruktheid, zooals hij nog nooit had gekend, maakten zich van hem meester. Boven zich, in den ondoordringbaren mist, hoorde hij stemmen. Nu eens m&nde hij duidelijk de. stem van Eva,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 16