i No. 45 VRIJDAG 25 JANUARI 1929 899 dan weer die van Grace te hooren, waartusschen zich die van Ralph Forster verhief. Uit den dichten, grauwen nevel, die hem als een dicht geweven net omsloot, doemden in verscheidene vormen wanstaltige spookgestalten voor hem op, maar allen met het met bloed overstroomde gelaat van den vermoorden jachtopziener. Het scheen, alsof die vervloekte heide betooverd wasHij lachte luid en schel, ais om de vrees die hem bekroop, weg te jagen, maar zijn eigen gelach klonk hem als het spottend lachen van een duivel in de ooren. Eensklaps zag hij een licht door den dichten nevel schitteren. Met geweld trachtte hij de af zichtelijke spookgestalten, die door zijn geest waarden, te verdwijnen, en drong zijn vermoeide voeten om de richting in te slaan, waaruit het vriendelijk licht hem tegentwinkelde. Daar verdween het even snel en onverwacht als het gekomen was. Zijn overspannen en met schrikbeelden gevuld brein zag in deze plotselinge verdwijning iets vreeselijks en onheilspellends. Hij stond stil en bede'kte z'n gelaat met beide handen. Daarna riep hij luid om hulp. Maar zijn hulpgeroep stierf weg over de vlakke, door den nevel onzichtbare heide. Alles bleef doodstil. Opnieuw en in dichte drommen rezen de hatelijke spookgestalten voor zijn verhitte verbeelding een koor van om wraak roepende stemmen krijschte in z'n oorende stem van Ralph Forster riep hem de woorden toe die de vermoorde man tot hem gesproken had, vóór dat het noodlottige schot een einde aan zijn leven maakte Met een door merg en been dringenden angst kreet viel Stannard Marshbank in de heide struiken. Plotseling scheen de grond onder zijn bevende voeten weg te zakken hij was er zich nog even van bewust, dat hij in een afgrond viel. Onder het slaken van een ijselijken gil, die door den dichten, grauwen nevel scheurde, plofte hij naar beneden. Een roeriooze stilte heerschte nu in het nachte lijk uur op de eenzame heide. DRIE EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK- '"Poen inspecteur Jones den volgenden morgen over A de heide wandelde om zich naar de woning der Warners te begeven, hing de mist nog altijd over het eentonige landschap, ofschoon niet zoo dicht meer als gedurende den nacht. Hij was van plan om Grace mee te deelen, dat de rechtzitting om twaalf uur zou plaats hebben en dat zij waarschijnlijk namens een der partijen als getuige zou worden opgeroepen. Aan den rand der steengroeve gekomen, wierp hij onwillekeurig een blik in den afgrond. We zeggen onwillekeurig, maar eigenlijk was het een gewoonte van hem geworden, om, als hij voorbij de groeve kwam -en dat was niet zeiden het geval even te kijken naar de plek; waar de ongelukkige jachtopzichter vermoord was gevonden. Ook dezen morgen week hij van z'n gewoonte niet af. Eensklaps trad hij vol schrik een stap achteruithij keek scherper toe en meende een v',,A - r De nieuwe ambtswoning voor den Minister van Buitenlandsche Zaken /.ai weldra betrokken worden. Hierbij een foto, weer gevend een hoekje van den ontvangsalon, stijl Lodewijk XIV. menschelijk wezen te zien liggen op dezelfde plek, waar de vermoorde Ralph Forster gelegen had. „Och," mompelde hij binnensmonds, ,,m'n ver beelding speelt me parten. Ik lijk wel die oude vrouw, die jaren lang onder haar bed keek, vóór zij slapen .ging, en ten slotte er zoo zeker van meende te zijn, dat zij iemand zag, die daar ver borgen lag, dat zij er gek van werd." Maar toch bleef hij staan, wierp zich, na eenige oogenblikken op den grond en keek over den rand der groeve heen naar beneden. De mist was in- tusschen hoe langer hoe meer opgetrokken en nu zag hij, dat daar inderdaad het beweginglooze lichaam van eèn mensch lag. Hij liep de treden af, naar den diepen bodem der groeve, en boog zich over de gestalte, die op den grond lag uitgestrekt. Het was niemand anders dan Stannard Marsh bank. Hij lag daar roerloos, met zijn arm onder z'n hoofd z'n bleek gelaat was met bloed bevlekt, dat uit een wond in zijn voorhoofd gutste. Bij deze ontdekking verloor inspecteur Jones voor de eerste maal in zijn leven bijna z'n tegen woordigheid van geest. Spoedig echter, was hij geheel de oude, de ijverige, handige politie-ambte- naar, wiens gespannen aandacht onmiddellijk ge vestigd was op het nieuwe, onverwachte geval, dat zich hier voordeed. Hoe was die man hier gekomen Dat was de eerste gedachte, die hem door het brein flitste. Hij dacht een oogen- blik na en blies zoo hard hij kon op z'n fluitje. Vervolgens hief hij het hoofd van den bewusteloozen man op en legde zijn hand op diens hart. Den hartslag voelde hij nog, maar zwak. Daarna vulde de inspecteur zijn hoed met water, bette daarmee het met bloed bedekte voorhoofd en goot een weinig brande wijn door de op elkaar geklemde tanden. Nadat hij hiermee klaar was, hoorde hij boven zich gepraat en geroep. Het waren de dorpsveld wachter en een paar pachters, die spoedig in De balzaal in de ambtswoning van minister Keelaerts van Blokland. de groeve afgedaald waren en nieuwsgierig naar den in zwijm liggenden man keken. „Vlug wat riep inspecteur Jones, „we hebben geen oogenblik tijd te verliezen. Aan 't werk dus We moeten dien man voorzichtig naar het hier dichtst bijzijnde huis brengen, naar dat van Warner." Zij namen den bewusteloozen man behoedzaam op en droegen hem dwars door de heide naar het aangewezen huis. Grace en juffrouw Warner hadden hen zien aankomen en liepen hen te gemoet. Beiden waren zeer ontsteld. Toen het jonge meisje Stannard herkende, slaakte zij een gil. Het was nu geen tijd om vragen te stellen of te beantwoorden. Stannard werd naar boven gebracht en een der mannen liep op een drafje naar dokter Watson. „Hoe is dat toch gebeurd vroeg Grace, toen zij, haar moeder en inspecteur Jones naast het bed stonden waarop de bewustelooze, een leven- looze gelijk, lag uitgestrekt. Zij beefde over al haar leden en de tranen ston den haar in de oogen. Tot eenig antwoord schudde Jones z'n hoofd en zei langzaam „Ik weet het waarlijk niet; ik heb er niet het minste idee van. Ik vond hem in de steengroeve liggen, juist op dezelfde plek, waar...." Hij voleindigde den zin niet, maar Grace begreep hem en huiverde. „Hef is verschrikkelijk," zei ze. „Ja, maar ook merkwaardig.'* Op dit oogenblik kwam dokter Watson boven en onderzocht den gewonde. „Zal hij er boven op komen vroeg Jones. De geneesheer schudde bedenkelijk het hoofd en vroeg Is de graaf gewaarschuwd Zoo niet, dan moet dit direct geschieden." Warner begaf zich nu naar het kasteel. Lord Averleigh liet zich niet lang wachten en kwam te paard, in gestrekten draf aangereden. Hij was zeer ontdaan gedurende verscheidene minuten was hij niet in staat om een woord te zeggen. Nadat hij zich met veel moeite hersteld had, vroeg hij met bevende stem: „Weet juffrouw Winsdafe van het ongeval „Het zal wel niet noodig zijn, haar er van in kennis te stellen," antwoordde Jones, „de mannen, die mij geholpen hebben om hem hier te brengen, zullen natuurlijk het nieuws direct overal in de huurt rond vertellen." Dokter Watson wijdde intusschen zijn zorgen aan den bewusteloozen Stannard Marshbank. Eindelijk bewogen zich diens lippen en opende hij de oogen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 17