ROTTERDAMSCHE
NOMADEN
912
VRIJDAG i FEBRUARI 1929
No. 46
Door alle eeuwen heen hebben er alom ter wereld
menschen bestaan, wien zigeunerbloed door de
aderen vloeide en voor wie 't onmogelijk was,
zich een duurzame huisvesting te zoeken in net
gebouwde huizen en "de middelen tot levensonder
houd te putten uit geregelden arbeid in een en
hetzelfde beroep.
Zelfs in onze tegenwoordige nauwkeurig-geor-
dende en gemechaniseerde samenleving, waarin
aan elk mensch de taak schijnt toebedeeld, om
dienst te doen als een steeds-in-dezelfde-richting
draaiend raadje van het ingewikkelde wereid-
mechanisme, worden er nog steeds groote groepen
van lieden gevonden, voor wie elke gebondenheid
'n gruwel is en die zich liever een f reeks van ont
beringen getroosten dan zich te onderwerpen aan
de eentonigheid van het burgerlijk bestaan, waarin
't hun onmogelijk is, vrij baan te laten aan hun
vrijheidsgevoel en zwerversinstincten.
Ook in Rotterdam zijn deze moderne nomaden
vrij sterk vertegenwoordigd. Men vindt ze onder
de vele honderden bewoners van woonwagens en
woonschepen, die in onze stad een staan- of lig
plaats innemen en wier bonte bevolking in levens
gewoonten en karaktereigenschappen een scherpe
tegenstelling oplevert ten opzichte van het ge
middelde type onzer medeburgers.
Zóó sterk is in de laatste jaren het aantal woon
wagens- en woonschepenbewoners toegenomen,
dat de Rotterdamsche overheid zich verplicht
zag, eenigermate regelend in te grijpen, door aan
de moderne nomaden een bepaald deel der
stad aan te wijzen, waar lig- en staanplaats mocht
worden gezocht.
Voor de woonwagens werd een terrein bestemd
in het Noordoosten der gemeente, een eindweegs
voorbij Crooswijk, terwijl aan de woonschepen
in hoofdzaak op de Rotte voorbij de Jonkerfrans
straat gelegenheid tot ligging werd gegeven. Aan
enkele dezer schepen blijft 't Jntusschen nog ge
oorloofd een ankerplaats in te nemen in de Delfs-
havensche Schie langs de Spangensche Kade.
Het aantal dezer schepen is echter slechts klein.
Wie aan de nomaden van Rotterdam een bezoek
wenscht te brengen, dient dus bij voorkeur zijn
schreden te richten naar de oevers van het
stroompje, hetwelk aan onze goede stad zijn naam
heeft gegeven.
Zoodra men met lijn 15 het einde der Jonker
fransstraat heeft bereikt en zijn blik met echt-
Rotterdamsche verrukking laat weiden over den
zwartgroenen waterspiegel van de Rotte (in zoo
verre hier ten minste van een „spiegel" gesproken
kan worden), ontwaart men reeds de eerste water-
kasteelen der nomaden.
Men ziet ze in allerlei vormen en afmetingen.
Naast oude, afgedankte binnen vaart-schuiten ziet
men vernuftige getimmerten, die naar hun vorm
meer op drijvende buitenhuisjes dan op schepen
gelijken. Sommige zijn voorzien van uitgebouwde
erkertjes of balconnetjes; andere bezitten terrassen
en prieeltjes, waarvan bloempotten en dwerg
palmpjes het aanzien verfraaien.
Er zijn zelfs woonschepen, waarvan de eigenaars
blijkbaar met villa-achtige idealen zijn bezield,
en die evenals echte villa's en landhuizen de namen
dragen „Corrie," „Freddie," enz., welke met
meerdere of mindere sierlijkheid op houten bordjes
zijn geschilderd.
Hoe verder men stroomopwaarts den loop der
Rotte volgt, des te talrijker worden de woonsche
pen en een gevoel van verbazing bekruipt u,
wanneer ge ontdekt, hoe groot het aantal is onzer
medeburgers, die een dergelijke primitieve woon
gelegenheid verkiezen boven de veiliger huisvesting
eener stadswoning.
Staande op 't achterbalcon van lijn 15, peinsde
ook ik over de oorzaken van dit verschijnsel.
O zekereen vijftal jaren geleden heette 't, dat
talrijke onzer medeburgers door den heerschenden
woningnood eenvoudig gedwongen waren, met
een drijvend huis of een huis-op-wielen genoegen
te nemen.
Dit argument geldt echter thans niet meer,
nu er in ieder stadsdeel vrijwel te kust en te keur
woningen verkrijgbaar zijn
Er moet dus wel een bijzondere aantrekkelijk
heid aan het nomadenleven verbonden zijn, dat
zoovelen desondanks aan hun getimmerten ge
trouw blijven.
Een mijnheer, die naast mij stond op het achter
balcon, scheen eveneens door dergelijke gedachten
in beslag genomen.
Ook hij tuurde voortdurendmet peinzenden
blik naar de woonschepen, bestudeerde de op
schriften, ontcijferde de email- en koperen naam
bordjes, op sommige dier drijvende huizen aange
bracht.
Eindelijk richtte hij het woord tot mij.
„Weet u misschien,waar het woonwagen-kamp
ligt?" vroeg hij.
Ik antwoordde, dat 't juist in mijn bedoeling
lag, aan dit kamp een bezoek te brengen.
Zijn gelaat verhelderde.
„Dat tref ik," zeide hij. „Zullen wij te zanien
gaan
Hij stelde zich nu aan mii voor als een notaris
klerk uit den Haag, door zijn patroon uitgezonden
om de verblijfplaats te ontdekken van een vrouw,
aan wie een klein erfenisje was ten deel gevallen!
Volgens ontvangen inlichtingen moest die vrouw,
die sinds enkele jaren van haar echtgenoot was
gescheiden, met een anderen man in het woon
wagenkamp verblijf houden.
De naam van dien anderen man was echter
niet bekend I
Mijn vriend de notarisklerk verklaarde zich
verheugd, een metgezel te hebben gevonden om
hem op zijn onderzoekingstocht te begeleiden.
Hii vond de wandeling naar het woonwagen
kamp wel een beetje griezelig, zooals hij mii ver
trouwelijk bekende
Bij de laatste halte aan de Rotte stapten wij
te zanien van de tram en vervolgden onzen weg te
voet langs den linkeroever van het groezelige
riviertje, waar nog altijd, zoo ver het oog reikte,
de woonschepen naast elkaar lagen gemeerd.
Ruim een kwartier lang stapten wij voort en
sloegen dan bij een zijarm van de Rotte, waarin
wel twintig drijvende huizen een ligplaats vonden,
een zijweg in, met hobbelige keien bestraat, aan
weerszijden voorzien van talrijke lantaarns.
Na enkele minuten loopens lag toen het woom
wagenkamp voor ons open.
De naam „kamp" is zéér goed gekozen.
Evenals bij een versterkt legerkamp uit de
oudheid is n.I. het terrein, waarop de woonwagens
staan, door een gracht omgeven, waarover een
bruggetje is geslagen.
In tijden van belegering en bestorming kan dit
bruggetje gemakkelijk worden verwijderd, om
zóó de illusie van een versterkt legerkamp nog
volkomener te maken.
Op 't oogenblik, dat wij er onzen intocht deden,
scheen echter geen gevaar voor een aanval te
duchten.
De voorposten, door wie wij werden aangehou
den, bestonden n.I. slechts uit een flink aantal
jolige, levenslustige, ietwat-ongewasschen uit
ziende kinderen, die ons met levendige uitroepen
begroetten
„Wat komt u doen
„Wien moet u hebben
„Bij wien moet u zijn Bij Hendriks
De notarisklerk schudde het hoofd.
Voor de woonwagens werd een terrein bestemd in het Noord-Oosten der gemeente, eeneindweegs voorbijCrooswijk
Terwijl ^lvenWOO"SCN?J;; h°^fdHaak °P de Rotte voorbii de Jonkerfransstraat gelegenheid tot ligging werd
gegeven Naast oude, afgedankte binnenvaartschuiten ziet men vernuftige getimmerten