eMEDEPLICHTIGEN 718 VRIJDAG 1 FEBRUARI 1929 No. 46 NOVELLE DOOR Dr. JOHAN VAN GOGH. De heer Albert Verduyn, eenig directeur van de ,,Bank voor Labrador" en, naar hij dacht, op dit oogenblik het eenige levende wezen, dat op dit avonduur aan wezig was in het luxueuze kantoorgebouw aan de Heerengracht, zat voorovergebogen over zijn papieren en hoorde niet, hoe zachtjes de deur achter hem geopend werd. Even nog bleef het stil en toen verbrak het terugspringen der deurkruk de stilte. De bankier greep instinctief naar de lade der schrijftafel, waar hij een pistool onder zijn bereik wist. „Laat dat, BertWil jij zóó je oude vrienden onthalen De stem, die gesproken had, klonk ruw en onbe schaafd. Ze paste precies bij den man, die binnen getreden was. Even slordig ais zijn begroeting was zijn gehavende kleeding en schoeisel; een spottende grijns maakte op dit moment zijn bleek en leelijk gelaat nog onsympathieker dan het was. „Makro De Roode Makro Jij hier Er klonk ongeloof en tevens onrust in de woorden van den heer Verduyn. Hij sprak, zooais iemand 't onvoorwaardelijk doen moet, die bezoek ontvangt van een man, dien hij sinds vier jaar goed en wel achter de tralies en dus onschadelijk waant. „Hoe kom jij hier Ik dacht, dat je „Precies Je dacht, dat ik nog gedurende twee jaar moest brommen, hè Eigenlijk moest ik dat ook, maar 'k vond het prettiger, 'ns van logies te veranderen. Geen afwisseling genoeg in het menu van dit staatspension, weet je? Ik ben er dus weggegaan en natuurlijk geldt mijn eerste bezoek jou. Je schijnt er echter niet erg blij om, oude Nuzeg ook 'ns wat Zijn blik gleed monsterend en goedkeurend langs het vertrek. „Jij schijnt goede zaken gemaakt te hebben, vrindje, sinds we samen te Rotterdam langs den Schiedamschen dijk liepenTja.... bankdirec teur Wat anders dan toen er nog een Rooie Bert was in plaats van een meneer Albert Verduyn!" De andere bekwam thans van zijn verbazing. „Alle duivels, man.... wil je soms zeggen, dat je uit de gevangenis ontsnapt bent Hoe haal je het dan in je hoofd hiér te komen Als men je hier moest vinden...." „Dat zou ongetwijfeld onprettig zijn voor jouw respectabiliteit, hè Hier echter komt men me niet zoo gauw zoeken, en een minuutje heb je dus wel tijd voor me. Wees maar niet bang, dat ik je vragen zal, me hier te verbergenIk kom voor zaken. Geef me echter eerst even een van die sigaren Verduyn voldeed stilzwijgend aan het verzoek. Zijn eenige gedachte was hoe dezen man weg te loodsen. Vervelend, dat je zelfs als eindelijk gerespecteerd maatschappelijk mensch de kans behoudt, oude kennissen te ontmoeten, die iets van je wéten. Eigenlijk was de Makro de eenige, die iets wist van het minder oirbare gedeelte van zijn verleden. Destijds was hij blij geweest, dat die onprettige getuige goed en wel opgeborgen werd.; enfin, hij moest den man nier tot eiken prijs wegkrijgenHet beste was misschien nog, hem met een kleine hulp naar het buitenland te loodsen. Zooveel kon het niet kosten „Ik begrijp, je wilt naar het buitenland. En nu dacht je...." „Mis, Bertje Ik kom geen beroep doen op jouw alom-geprezen maatschappelijke liefdadigheid of op jouw solidariteitsgevoel tegenover een vroege- ren kameraad.... Wees dus gerust!" „Wat voor zaken kan je dan met me te doen hebben „Niet met jouw bankmaar met jou zelf. Ik weet zeker, dat je er je neus niet voor op zult trekken als er veertig duizend pop te verdienen valt. Absoluut safe.... geen risico. Nou?" „Ik doe er niet meer aan. Je begrijpt...." „Ik bedoel geen inbraak, Rooie! Natuurlijk waag je er je baantje en je positie niet aan, dat begrijp ik. 't Geldt iets veel gemakkelijkers. Albert Verduyn spitste de ooren. Mits hij er de r handig verworven maatschappelijke positie niet aan moest wagenMet luisteren verplichtte hij zich achteraf tot niets. Maar er was toch iets in zijn geheugen, dat hem wantrouwig maakte. De Makro moest toch weten, dat er tusschen beiden eigenlijk volstrekt geen reden was tot welwillend heid. Die zes jaar, welke de Makro gekregen had, waren niet voor het geringste deel het gevolg van zijn eigen, d.w.z. Verduyn's laksheid, zonder welke de ander misschien een alibi had kunnen opgeven. Hij hield zich dus op zijn hoede. „Herinner jij je dien juweelendiefstal in de Kalverstraat, Rooie? Ik bedoeleenigen tijd vóór ik er indraaide? Nouhet was Kromme Flikkie, je weet wel. Flikkie uit de Breestraat. Die lapte het hemIk hielp hem, maar dat weten ze niet. Kromme Flikkie werd gesnapt.... Hij zat in dezelfde traliekast als ik. Zes maanden ge leden is hij er doodgegaan, omdat hij er niet kon wennen. Hij zou er anders later wel van geprofi teerd hebben, wantmisschien herinner je je dat ook nog de juweelen werden niet gevonden. Kromme Flikkie was niet dom „En.. De Makro wachtte even en keek den ander toen triomfantelijk aan. „Ik weet, waar het nest is.... Begrijp je?" Verduyn begreep. De ander wou den buit gaan halen,..-. Het was inderdaad de moeite geweest, want indien hij zich goed herinnerde, dan was er destijds gestolen voor een waarde van bijna een ton. Indien het waar was, dat de Makro de berg plaats wist, dan Zijn wantrouwen behield echter de overhand. Hij aarzelde. Ik begrijpje wilt de juweelen gaan halen. Maar ik snap niet, waarom je dit aan mij komt vertellenIk heb met die zaak niets te maken gehadWaarom zou je me een aandeel komen aanbieden, als je daartoe geen reden hebt. Zoo iets kun je even goed alleen af...." De Makro floot zachtjes tusschen de tanden en keek den bankier spottend aan. „Nog niet zoo dom geredeneerd, mijnheer de bankdirecteur Laten we elkaar geen zoete koek verkoopen, hè je weet duivels goed, dat ik geen reden heb, je uit dankbaarheid een cadeautje te komen aanbieden. Eigenlijk moest ik je Neen, houd je rustig. Achteraf beschouwd is het dwaas, dat ik me daarom nog kwaad bloed zet! Geloof daarom gerust, dat ik niet bij je zou geko men zijn, indien ik je niet noodig had. Ik herhaal je, dat ik kom om zaken met je te doeneer lijke zaken Het zal ie duidelijk worden, waarom THOMAS ALVA EDISON, de geniale uitvinder, werkt nog 18 uur per dag ondanks zijn 81 jaren. Wij zien hem hier, gezeten in zijn laboratorium. geheel verdiep! in zijn becijferings-arbeid.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 16