No. 46
VRIJDAG 1 FEBRUARI 1929
919
ik jou de helft voor de voeten smijt, wanneer ik
zeg, dat ik geen juweelen noodig heb, maar con
tant geld Reisgeld om hier vandaan te komen,
snap je Welnuik geef jou de helft, maar dan
koop je anderzijds mijn aandeel afin courant
geld. Daar het hoofdzakelijk onbewerkte diamanten
en zoo waren, is het jou gemakkelijk alles te ver-
koopen, hetgeen ik thans in mijn omstandigheden
niet kanAbsoluut safe voor jouen voor
mij natuurlijk ook En dan heb jij nog honderd
ten honderd winst. Nou Gaat het
Het cijfer veertig duizend spookte den bankier
voor de oogen. Hetgeen de ander zei, was goed
overwogen en klonk waarschijnlijk. Hem zelf zou
het gemakkelijk zijn die diamanten kwijt te
geraken. En vermits hij niet verplicht was, ze hals
over kop van de hand te doen, zou er naast het
aangeboden aandeel wellicht nog flink wat te
verdienen zijn. Den Rooien Makro kon hij naar
het buitenland helpen.... en niemand zou er
naar piepen, dat hij met dit vergeten misdrijf
of met den ontsnapten gevangene iets uitstaande
had gehad. Mits hij voorzichtig wasen ja,
mits de ander hem niet wou bedriegen. Je kon
nooit weten.
„Wie garandeert mij, dat je me geen smoesje
vertelt en dat ik de juweelen vind, waar je zegt,
zoodra ik je het geld heb betaald?''
„Zeg eerst, of het gaat
„Hm;... als het eerlijk spel is..,, misschien!
Maar dacht je, dat ik hier veertig duizend gulden
in contanten gereed heb liggen
„In elk geval ben je bankdirecteur en dan moet
je ten minste onmiddellijk kunnen beschikken
over een flink gedeelte daarvan. Laten we daarom
zoo afspreken jij en ik gaan samen naar het
plaatsje, dat ik alleen ken. We brengen alles
hierheen en, indien je ziet, dat ik je niet bedrogen
heb, dan betaal je melaten we zeggen
Hoeveel contanten heb je bij de hand Nou,
laten we zeggen, vijf en twintig duizend, welke je
me dus uitbetaalt. De rest van het bedrag geef
je me in geldswaardige buitenlandse he papieren,
die ik kan verhandelen zonder moeilijkheden te
krijgen. Accoord
Hij stak de hand uit en keek den ander afwach
tend aan.
Verduyn aarzelde niet langer.
„Accoord zei hij. „Maar laten we afspreken,
dat je nog dezen nacht uit Amsterdam weg gaat.
We moeten dus nu de juweelen halen. Waar zijn ze?"
„Niet zoo gauw, oudjeDat zie je wel, als we
er zullen zijn Ik heb gezien, dat je wagen hier
op de gracht voor de deur staat.Je weet, dat
ik zelf kan chauffeerenstuur dus je chauffeur
weg. En we rijden samen in de richting van de
plaats...."
„Maar ais men ons samen in den auto ziet
„Geeft nietAis men jouw respectabel bankiers
gezicht in den coupé bemerkt, hindert niemand ons.
Overigens heb je hier misschien wel een paar
andere kleedingstukken bij de hand Het is niet
noodig, dat men mij in dit gescheurde pakje
opmerkt. Er is geen tijd te verliezen...."
Zijn doortastendheid was aanstekelijk. Nauwe
lijks vijftien minuten later sloeg de motor aan en
teruggedoken in de donkerste diepte van den
wagen, zag de bankier, hoe de Makro handig
tusschen het drukke verkeer van de Utrechtsche-
straat heengleed. Aan het Paleis voor Volksvlijt
sloeg hij links af, de brug over, en nu men eenmaal
uit de drukte was, ging het steeds vlugger in de
richting van Watergraafsmeer.
Even nog vroeg Verduyn zich af, of de ander
hem niet in een hinderlaag lokte. Maar dit scheen
hoogst onwaarschijnlijk. Indien de Makro zich
had willen wreken over zijn vroegere ontrouw,
dan had de man het ongestraft kunnen doen, toen
hij onhoorbaar het kantoor was binnengedrongen.
Bovendien werd de financier vastgehouden door
de obsessie van de waardevolle juweelen. Even
voelde hij in zijn zakhet aanvoelen van zijn
revolver had een geruststellenden invloed. Hij
beperkte er zich daarom toe aandachtig uit te
kijken, waar de wagen heenreed.
Tegen zijn verwachting in ging de rit niet over
Watergraafsmeer in de richting van het Gooi.
in de Linnaeusstraat stuurde de ontsnapte gevan
gene linksaf de Javastraat in en verder ging het
voorbij de Muiderpoort en door de nachtelijke
duisternis langs een smallen kanaaldijk langs de
sluizen.
Plots stopte
de wagen.
„Hier moeten
we er uit
even nog een
eindje te voet
verder zei de
Makro.
Verduyn be
merkte eerst
thans, dat zij
eigenlijk aan de
kust der Zuider
zee stonden, die
zich links van
hen uitstrekte.
De omgeving
lag eenzaam en
onwillekeurig
rees opnieuw de
achterdocht te
gen z'n zonder
lingen compag
non. Zijn aar
zeling was zoo
duidelijk merk
baar. dat de
ander het be
merkte.
„Een eenzame
buurt, ja! Maar
't was precies
zoo'n plaats, die
Kromme Flik-
kie noodig had
om zijn buit te
verbergen Ginds
heb je den dijk
naar Naarden
En tusschen
dien dijk en de
zee ligt 'n breed
en moerassig
terrein. Flikkie
zei, dat daar
veel riet groeit.
Daar moet het
ergens gevon
den worden."
„Ik ken die plaats.maar die is veel te groot,
dan dat wij er het gezochte zoo maar kunnen
terugvinden
„Hoeft ook niet! Flikkie heeft me precies
gezegd, hoe ik het vinden kan. Recht over het
gemeentelijk overzetveer van Naarden staat een
steenen paal. Twintig stappen verder loopt er,
links door het riet, een sloot, waarover een brug
getje ligt.... Welnu, tien stappen voorbij dit
bruggetje, bijna naast het zeewater, en dan twee
stappen links, in een kuil tusschen het riet, zei
Flikkie. Daarom zei ik je, hier uit te stappen,
omdat we toch niet door het riet kunnen rijden."
En de auto
„Hier komt op dit uur niemand langs. Laat hem
staan naast dit groote huis van den waterstaat.
In onvoorzien geval kan men denken, dat die
wagen bij dit huis hoort...."
Ze schreden verder door het duister. Nauwelijks
konden ze zien, waar ze liepen, en zwart stak de
schaduw van het hooge riet af langs den waterkant.
Het kostte hun moeite zich te oriënteeren, doch
achteraf beschouwd was die duisternis nog het
veiligste.
„Hier is het bruggetje. Goed tellen nu...."
De Makro stapte vooruit.
En plotseling stiet hij een luiden vloek uit.
Verduyn, die eenige stappen achter hem aankwam,
zag, hoe tusschen het riet een lichamelijk kluwen
worstelde. Ongetwijfeld een valstrik van de politie.
Misschien had deze de schuilplaats tóch ontdekt
en geraden, dat de Makro zich hierheen zou be
geven. Hoè ze het weten konden, deed er niet toe.
Voor hem was het thans hoofdzaak
„Blijf hier, Rooie Help een handjeConcur
rentie...,
En plots begreep Verduyn. Vroeger, toen hij
nog omging met minder gure types, had hij wel
eens gehoord, hoe landioopers hier tusschen het
riet langs den zeedijk een schuilplaats zochten.
Ongetwijfeld had zoo eentje den Makro te pakken
gekregen.... En het ging hier om een buit, die
honderdduizend waard was.
HIJ KAN HET O RAS HOOREN OROEÜEN zegt men wel van iemand, die zeer eigenwijs is. Maat deze
mijnheer kan het inderdaad, althans met het toestel, dat hij uitgevonden heeft en dat luistert naar
den ongewonen naam Electro-Ultra-Mikrometer. Dit apparaat laat eiken „polsslag", ook de groeiende
beweging van planten als een fluittoon hooren. Ook ziekten, die uiterlijk nog niet waarneembaar zijn,
kunnen hiermede geconstateerd worden. Inderdaad zeer vernuftig!
„Help, Rooie Alle duivels
Op dit oogenblik was Albert Verduyn opnieuw
de vroegere avonturier hij klemde de tanden op
elkaar en greep het been van den onbekende
vast, hem aldus paralysecrend in zijn bewegingen.
„In het water er mee!" knorde de Makro. „Het
moet,of hij verraadt alles
Reeds had de bankier zijn revolver gegrepen,
doch bezon zich niet schieten. Men zou het kunnen
hooren, In het water was inderdaad beter.,.. Op
dit oogenblik kwam de onbekende bovenop en
keek zijn nieuwen tegenstander aan
„Zoo'n aristo.... Dien ken ik!"
Het woord was onvoorzichtig, want Bert Ver
duyn bedankte er voor, een getuige in leven te
weten van dezen nachtelijken tocht. Een plons en
een kreet te midden van het opspattende water
en toen stonden de Makro en hij een oogenblik
stil te turen naar de donkergrauwe wateropper
vlakte.
„Nu gauw den buit Waarom moest die kerel
hier ook vannacht komen logeeren zei de
Makro. „in elk geval heb je dit mooi klaargespeeld,
oude! BrrrDat noemen ze manslag."
„Hij had me herkend.... Hij moest dus wel
opgeruimd worden
Opnieuw stapten ze langs het dijkruggetje.
Het voorval had het meten van de afstanden in de
war gestuurd. Zorgvuldig berekenden ze de plaats
en eindelijk vonden ze het er was een uitdieping
tusschen het riet, en terwijl ze beiden met hun
handen in het slijk wroetten, klopte hun hart
luider.
„Ik heb het nest hijgde de Makro.„Vooruit
nu, naar den auto
Verduyn had veel lust om achteraan te komen
en aldus in de gelegenheid te blijven, zijn metgezel
in het oog te houden hij vertrouwde hem niet,
vooral nu deze den grauwen zak meesleurde. Die
zak bevatte een fortuin 1 De herinnering aan dien
man echter, wiens lijk hier achtergelaten werd in
het water, deed hem verlangen, hier spoedig weg
te komen hij stapte flink op en was het eerst aan