No. 46 VRIJDAG 1 FEBRUARI 1929 911 en na enkele oogenblikkken kwam er leven in het slappe lichaam. Boy Vreeman voelde langzamerhand zijn krach ten terugkomen en zijn hoofdpijn verminderden. Hij slaagde er in zich ongemerkt iets op te richten en tot zijn schrik zag hij, dat de motorboot reeds een flink eind van het strand verwijderd was. De man aan het stuurrad liet haar langzaam een bocht maken, zoodat zij met een flinke vaart in de richting van Muiden voeren. De jonge officier liet zich stil zakken en begon te onderzoeken, hoe sterk zijn boeien waren. Slechts enkele sterke touwen wa ren om hem heen gewik keld, doch dit was met zoo'n kennis gedaan, dat hij zeker uren noodig zou hebben, om zich vrij te maken Toen hij hiervan overtuigd was, schrok hij op door het angstige stemmetje van het meisje, dat uit haar bewusteloos heid ontwaakt was. Zij richtte zich met be hulp van den man, die haar nieuw leven had ingebla zen, een weinig op en staarde met groote, ang stige oogen om zich heen. Daar zij met haar rug naar Boy zat, kon zij hem niet zien. Doch Boy volgde elke beweging van haar en hij zag hoe zij zich lang zamerhand alles herinner de, wat er met haar gebeurd was. Want plot seling wendde zij zich om en keek hem zwijgend aan „U ook.vroeg zij toonloos de beide man nen negeerende. Zooals,u ziet!" ant- woorddde hij beleefd „Het schijnt mejuffrouw, dat men ons wil ont voeren." Zij zuchtte diep en wierp een schichtigen blik om zich heen. Toen zij snel in de verte het strand zag. dat langzamer hand verwaasde, scheen zij alles tot in de finesses te doorzien en te begrijpen. „Wat willen jullie eigenlijk met ons?" vroeg zij trots aan een der mannen, die met elkaar zaten te fluisteren. Doch Boy gaf haar een teeken, dat zij moest zwijgen. Hij sloot vervolgens de oogen en Het zich zuchtend neervallen. Het meisje staarde hem vo! medelijden aan en toen zij zijn blauw geaderde handen zag, die begon nen op te zwellen door de koorden/wendde zij zich vol afschuw af. Zij bedekte het gezichtje met de kleine handen en bleef langen tijd in gedachten ver zonken zitten. Kort daarop richtte Boy zich opnieuw wat om hoog, daar de mannen met 't stuurwiel manouvreer- den en hun doel bereikt schenen te hebben. Doch nog voordat hij een blik overboord kon werpen, had een der kerels reeds een doek over zijn hoofd ge worpen, en deze handig vastgeknoopt. Met zijn laatste krachten probeerde hij zich te verzetten, doch een duizeling deed hem machteloos neervallen. Een gezoem begon irriteerend in zijn ooren te dreunen en voor zijn oogen kwamen roode vlekken met lange zwarte strepen. Hij had nog de gewaar wording, dat het bootje tegen iets aanstootte en zakte weg in een toestand van totale verdooving. Toen hij wakker werd, voelde hij een kleine, ijs koude hand, die regelmatig over zijn slapen wreef. Na enkele seconden was hij klaar wakker en slaag de hij er in om zich heen te kijken. Doch een kalme meisjesstem beval hem, stil te blijven liggen, en slechts te luisteren. „Bent u in staat om ieder woord van mij te volgen vroeg zij zacht. „Ja!" zei hij fluisterend; „Vertelt u mij in vredesnaam waar wij zijn en hoe lang wij hier ongeveer zijn. Het laatste wat ik mij herinner is. dat wij in een moterbootje lagen." „Een der kerels verdoofde u met een waarschijnlijk chloroform gedrenkte lap vertelde zij even zacht; „Men droeg u aan land en ik moest volgen, ik weet niet hoe het hier heet, doch het is 'n soort van ves ting. Ik zag ten minste betonnen gebouwen, die tot vlak bij de zee kwamen. Ik denk, dat dit een eilandje is, en een heel klein. Heel in de verte zag ik land en een soort kasteel met wat huisjes." Is dit een kamer?" vroeg hij, er opnieuw pro beerde hij op te komen. „Nee.aarzelde zij, met iets moedeloos in haar stem; „We zijn in een stikdonker vertrek met 'n har den kouden bodem en een ronden wand. Ik ben al voorzichtig op verkenning uit geweest. Het lijkt wei op een ronde gevangniseel, alleen is hier geen ven stertje of zoo iets. Zelfs de deur sluit zoo goed, dat ïk ternauwernood de naden kon voelen." „Is hier geen stoel of tafel?" vroeg hij weer. Een drukkend gevoel op zijn voorhoofd liet hem slechts toe, langzaam en moeilijk te spreken „Niets antwoordde zij na enkele oogenblikken, „Er is zelfs geen water, en dit vind ik het vreese- lijkste juist,want u zult wel omkomen van den dorst is het niet „Ik ben zoo moe;" klaagde hij zacht, als een kind. „Ik heb ook dorst; die chloroform heeft mij nog te pakken, juffrouw. Let u als 't u blieft niet op mijn woorden, als ik iets geks zeg, misschien. Maar het klopt zoo in mijn hoofd, alsof het barsten zou..Zei u niet, dat dit op een vesting leek „Jaantwoordde zij resoluut. „Ik hen een goeden vriend„vervolgde hij, tel kens van het een op het ander overspringend „die vriend is opzichter van forticicatiën, be grijpt u r „Oh zei ze langzaam, met iets nietbegrijpends in haar stem. „Dat is een rang in het leger legde hij moeilijk uit. „En die vriend heeft mij eens een eilandje laten zien in de Zuiderzee," „Dit wellicht vroeg zij hoopvol. Hij probeer de haar gezichtje te zien, omdat hij voelde, dat zij niet meer zoo angstig keek. doch de duisternis be lette het hem. „Ja zei hij, wat kalmer „Dat zal dit eilandje zijn. We gingen niet een bootje uit Weesp, de Vecht af, en toen kwamen we in Muiden. Daar stapten we over op een klein stoombootje, dat vervolgens de haven van Muiden uitvoer en zeewaarts ging. We kwamen toen op Pampus, juffrouw." „Pampus zei ze plotseling „Natuurlijk, dit is Pampus, de militaire vesting." Du is beslist Pampus!" onderstelde hij i .Dat kasteel, dat u hebt gezien, is dus het Muidersioten het plaatsje is Muiden. We hebben dus langs de kust gevaren van Muiderberg naar Pampus... Wel, ik vermoed dat we in handen zijn gevallen van een paar handige schavuiten. Het was na tuurlijk om li te doen, maar omdat ik hun in den weg kwam, hebben ze mij ook maar meegenomen." En na enkele minuten vervolgde hij, zich sterker voelende „Legt u uw hand nog wat op mijn voor hoofd, als. u wilt. Over een kwartiertje kan ik dan opstaan en pogingen doen om hier uit te breken. Zooals ik u zei, ken ik het eilandje vrij goed. Ik vermoed, dat wij hier in een zoogenaamde» uitloo- per zitten, welke onder de bodem der zee is gebouwd en naast het eilandje, in deze gangen, die dus over spoeld worden door het zeewater, bevinden zich de talrijke munitieberg plaatsen voor de vesting, in ieder geval bezit ik nog mijn lucifers., tenmin ste Hij wreef zijn pijn lijke polsen en kwam nu pas tot de ontdekking, dat zijn boeien verwijderd waren. Dan schoof hij zijn hand in zijn broekzak en haalde er een doosje lucifers uit. Voorzichtig liet hij hen op zijn hand vallen en telde ze vlug. „Ik heb er nog acht tien vertelde hij haar fluisterend. „Achttien lu cifers, juffrouw, dat is niet veel." „Laten we er zuinig mee zijn ried zij hem aan; „We zullen ze noo dig hebben. Eerlijk gezegd verwondert het mij, dat u dat doosje nog kon vin den, want de grootste der kerels heeft u grondig ge fouilleerd." Zij hoorde, hoe hij haas tig zijn kleeren betastte en dan zachtjes vloekte. Toen streek hij een lucifer aan^n richtte zich op. Zij ondersteunde hem krach tig en voelde hoe zijn lichaam tegen haar arm trilde. Ik heb het flink te pakken lachte Si ij verlegen, doch zij lette niet op zijn woorden, maar volgde hem naar den ronden cementen wand. Juist toen het vlammetje uitdoofde, klonken doffe voetstap pen in hun nabijheid. „Daar zijn ze!" waarschuwde het meisje fluiste rend. Laten we alles in het werk stellen, om zoo lang mogelijk bij elkaar te blijven, mijnheer Vreeman „Dat beloof ik u antwoordde hij grimmig „Maar ik zou eerst wei willen weten, waarom die schurken ons niet dadelijk elk in een aparte ruimte hebben gestopt Er knarste een sleutel en plotseling gulpte een streep electrisch licht naar binnen. De zaklantaarn werd op hen gericht en een kalme stem beval „Blijft daar staan, zoolang ik moet u spreken. Pro beer mij niet neer te slaan of zoo iets, want het zou u niet baten. Eerstens is de deur al weer goed dicht en ten tweede staat een collega achter mij met een revolver." „Schurk barstte Boy uit, doch een zachte druk tegen zijn arm van zijn mede-slachtoffer weerhield hem, op den man aan te vliegen. Deze praatte even met den onzichtbaren collega en vervolgens schoof hij een klein tafeltje tusschen de twee gevangenen en hem. Hij gaf zijn lantaarn aan den ander over, zoo dat het iicht de halve ruimte verlichtte en met 'n bijna vriendelijke stem vervolgde hij kalm .Die vraag van u, mijnheer, kan ik wel dadelijk beantwoorden. We beschikken slechts over deze enkele kamer en omdat we u niet dadelijk wilden verdonkeremanen, moesten we u wel als gezelschap bij de jonge dame stoppen. U ziet er vrij goed uit na dat narcose-zaak je. (Wordt voortgezet) C 00 LI DOE OP JACHT. Gezeten op een holderdeboiderwagen. op een ruwhouten plank, keert Amerika's hoogste magistraal terug van een jacht partij, op het landgoed van een zijner vrienden gehouden. Het geschoten wild ligt .zielloos uitgestrekt naast den koetsier zijner equipage, een rasechten negerboy.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 9