ONS ZEELAND
ONZE PRIJSVRAAG
10
We geven hier het slot van de gedichten die de oplossing
van onze honderden-guldens-prijsvraag vergezelden.
ODE AAN ONS ZEELAND.
Als echte Zeeuw ben ik natuurlijk
Ook van „Ons Zeeland" abonné
Ik lees het van 't begin tot t einde
En, amuseer mij best er mee.
Het eerst verschijnt steeds aan mijn oog
't Artikel „De Zeeuwsche Week",
Waaruit ik dan op mijn gemak
Het nieuws put uit ue streek.
„Van Eigen Bodem" geeft mij steeds
Een stuk Historie weer
Al heb 'k zooiets op school geleerd,
Veel wist ik lang niet meer.
„De Scheldezender" geeft in 't kort
Kroniek van 't Zeeuwsch gebeuren,
Een storing komt daarin nooit voor,
Men hoeft dus nooit te treuren
Omdat je, wat er veel geschied,
't Bericht niet goed kan hooren,
Daar hier geen Mexicaansche Hond
Het nieuws ooit komt verstoren.
Een „Dagboek" houden is een daad
Van menig vrouw en kind,
Maar niemand heeft zoo n pracht van stijl
Als „Philemon Zijdewind".
Je leeft daarin zelfs met hem mee,
En deelt zijn vreugd en smart,
Krijgt hij 't met Liesbeth aan den stok,
Dan gaat mij dit aan 't hart.
Ook lees ik steeds met veel pleizier
De rubriek van „Willem Teil."
Die geeft in „Treffers en Poedels" weer
Alles waar ik belang in stel.
Hij geeft een feit, en dat is mooi,
In poëzie steeds weer
En als goed schutter, altijd raak
Hij draagt zijn naam met eer.
De „Sport" neemt in „Ons Zeeland" ook
Een kleine ruimte in,
Men krijgt een aardig overzicht
En, 't is nog maar begin.
Een raad of menig nutt'ge wenk
Voor „Tuin of Kamerplant"
Wordt door een vakman, in dit blad,
Gebracht aan Uw verstand.
Als ik nu steeds maar door mocht gaan,
Om alles te beschrijven,
Dan kon ik, ja, geloof me vrij,
Nog lang aan 't dichten blijven.
Daarom geef ik tot slot in 't kort
Nog een beknopt verslag
Van alles wat ik verder nog
Voor mijne oogen zag.
Ik trof dan aan „De Vrouw aan t woord
Soms ook een lezersklacht.
De Kinderkamer, Jeugdverhaal,
En Hoe men elders lacht.
Voor liefhebbers van 't stille spel
Een „Dam- en Schaakrubriek".
En 't mooiste van „Ons Zeeland" is,
't Doet niet aan politiek.
Voor liefhebbers van lezen nog
Romans en een Verhaal.
De prijs is werk'lijk laag gesteld
Eén vijftig per kwartaal,
Daarom is ook dit mooie blad
Beslist het lezen waard.
En door het aantal abonné's
Wordt ook dit feit verklaard.
Maar wat ik nog niet heb vermeld
Is heusch het minste niet,
Het zijn de Foto's uit 't gewest
Die men ook week lijks ziet.
De Fotopagina is tevens
Ook voor de oogen een pleizier,
Daar deze scherp zijn afgedrukt
Op speciaal papier.
Nu heb ik duidelijk hier verklaard
Hoe 't blad is ingericht,
Doch nu verzweeg k de reden nog
Waarvoor 'k dit heb gedicht.
Dit deed ik nu naar aanleiding
Van een propagandablad,
Dat zeker ied're echte Zeeuw
In handen heeft gehad.
Waarin voor ied're abonné
Een prijsvraag stond vermeld
En waarvoor nu is uitgeloofd
Een groot bedrag aan geld.
De eerste prijs bedraagt
Zoo waarlijk honderd pop,
En dan nog tien maal tien,
Is dat geen reuze-mop
Die prijzen stonden mij wel aan,
'k Nam dus het blad ter hand,
Ik ging aan 't lezen woord voor woord
En was gauw uit den brand.
'k Vond één en dertig letters juist
Van andere lettersoort
Die kwamen in d'advertenties voor
Die 'k doorlas woord voor woord.
Uit deze letters vormde ik
Alras het woordje Mond,
Vervolgens heeft, en de, en in
En ook nog Morgenstond
Nu restten mij nog zeven letters
Twee d's, één g, e, u, o, n,
En daaruit vormde ik ten slotte
Eerst goud en daarna 't woordje den.
De Morgenstond heeft goud in den mond,
Werd zoo door mij gevonden
Het heeft mij heel wat tijd gekost
'k Verklaar dit onomwonden.
Ik hoop dat ik door mijn gedicht
Als prijswinner wordt bekroond.
Dan is mijn werk hieraan besteed
Toch zeker goed beloond.
Middelburg, December 1928. J. C. PEEMAN Jr.
Mijn vader en mijn moeder
Zijn Zeeuwen, rond en goed,
Dat blijkt steeds uit hun woorden
En daden, 't Zeeuwsche bloed
Kruipt steeds daar waar 't niet gaan kan,
Wij merken 't eiken stond,
Zij „bluven" 't land getrouwe,
Hun Zeeuwsch' geboortegrond.
„Ons Zeeland" komt vergoeden,
Het eens verlaten oord
En 't heeft steeds interesse,
Het Zeeuwsche beeld en woord.
En wij, hun kind'ren vragen
„Is dan dat land zoo goed
Dan hooren we „telkenkeere
'k Bin Zeeuw in merg en bloed.'
KAREL JOHANNES WESSELS.