ADD" VE
16
ONS ZEELAND
MIJN MILLIONAIR
door
ADAMS BECK.
Wij hadden elkaar leeren kennen aan boord van de „Plu-
tocracia" op weg naar New-York. Hij was in elk opzicht de
meestopvallende persoon aan boord en ik had dit al dadelijk
gemerkt, zoodra we Southampton achter ons hadden.
Den eersten avond waren de kapitein, mijn millionair en
ik vrijwel de eenigen aan tafel, want het Kanaal speelde
kruis of munt met de Plutocracia. Mijn millionair liet door
den kapitein het meisje, dat heel alleen zat, vragen bij hen
te komen zitten en na het diner stelde hij mij voor om op
het beschutte deel van het dek een plaatsje te zoeken en
hem te vertellen met wat voor plannen ik naar de Nieuwe
Wereld stevende.
Zijn secretaris, een dienstvaardige, discrete jongeman,
maakte op het slingerende schip de gekste bokkesprongen
om stoelen voor ons neer te zetten en stopte ons met plaids
warmpjes in.
Mijn metgezel stak een „vorstelijke" sigaar op en maakte
het zich gemakkelijk.
En nu, jongedame, ik heb u straks een en ander om
trent den in Amerika niet onbekenden financier A. Zie-
genfeldt meegedeeld. (Hij had aan tafel verteld dat hij van
Poolsche afkomst was en als jongen van vijftien jaar naar
New-York was gegaan, waar hij fortuin gemaakt had en
thans in verschillende ondernemingen geïnteresseerd was)
wees nu op uw beurt eens vertrouwelijk en vertel me wat
uw plannen zijn. U gaat zeker naar vrienden.
Ik vertelde. Ja, ik ging bij vrienden in Los Angelos
logeeren en zou direct daarheen doorreizen, zonder eerst
New-York te bezichtigen, en als ik eenmaal goed en wel op
de plaats van mijn bestemming zat was het mijn plan om de
harten van de Amerikanen te gaan veroveren door het
schrijven van novellen en later misschien zelfs van sce
nario's.
Ik heb zoo'n idee dat u een beetje te laat komt, zei hij
langs den neus weg, het komt me voor, dat de Amerikaan-
sche markt in het artikel „novellen-schrijvers" meer dan
■voorzien is.
Dat klonk niet bepaald bemoedigend, maar ik liet van
mijn teleurstelling niets merken. Hij vroeg mijn naam en
ik deelde hem mee dat die Anita Monroe was, en voegde
er aan toe
Maar misschien is er voor mijn novellen nog wel een
plaatsje in Amerika. Ik probeer zooveel mogelijk de plat
getreden paden te vermijden.
Ik werd vertrouwelijk op mijn manier, mijn millionair
had iets over zich om vertrouwelijkheid uit te lokken, en
vertelde hem van mijn vader, die predikant was op een dorp
en van onze betrekkelijke armoede, want een Engelsch plat
telands-geestelijke heeft niet bepaald een vorstelijk salaris.
Ik bracht hem aan 't verstand dat ik mijn eigen brood moest
verdienen en dat ik er op uit was getrokken om fortuin te
maken. Toen hij dat hoorde was hij een en al belangstelling.
U ziet er uit alsof het u gelukken zal, zei hij ernstig,
terwijl hij mij van top tot teen monsterde. Maar u wilt de
harten winnen van het Amerikaansche volk Ik weet niet
wat ik daarop moet zeggen. Waarom stelt u zich niet te
vreden met het hart van één Amerikaan Misschien prefe
reert u het om in afwachting daarvan eerst een beetje te
gaan schrijven Maar ik denk niet, dat dat werk voorloo-
pig veel geld in het laadje zal brengen. Kunnen uw vrienden
in Los Angelos u helpen
Niet dat ik weet. Ik wilde dat er maar iemand was,
die me wat van de Amerikaansche tijdschriften kon vertel
len ik weet ternauwernood hoe ze heeten.
Ik kan het u tot mijn spijt ook niet zeggen. Ik heb geen
tijd voor de schoone letteren maar Mercer misschien. Het
is verbazend zooveel als die jongen weet
Hij wenkte zijn secretaris, die een eindje verder stond in
afwachting van de bevelen van zijn heer en meester, en di
rect was het jongmensch bij ons.
Zeg Mercer, noem me eens even de beste Amerikaan
sche tijdschriften. Miss Monroe stelt daar belang in.
Scribbler's, Later's, Old Hundreth en Pacific Yearly.
En na deze lakonieke mededeeling wandelde de merkwaar
dige jongeman weer kalm heen.
Hm. Daar ken ik niemand van. Kan u tot mijn spijt
niet helpen, miss Monroe. Maar ik zou een knap jong meisje
als u ook liever iets anders zien doen dan den heelen dag
achter een schrijftafel te zitten
We bleven nog een half uurtje over koetjes en kalfjes
praten ik bracht het gesprek op wat anders, want ik oor
deelde zedig dat -we op gevaarlijk terrein kwamen en toen
gingen we naar onze diverse hutten.
Den volgenden dag bleek Mr. Ziegenfeldt heel erg op
mijn gezelschap gesteld. Als ik mijn stoel verzette (en dat
deed ik nog al eens) werd ook de zijne door zijn secretaris
verschoven hij was geweldig spraakzaam en in dezelfde
mate attent. Ik vond in mijn hut een doos bonbons zóó,
dat mijn nieuwe hoed we dragen kleine hoedjes tegen
woordig, maar voor bonbons is het groot er in kon en
een nieuwen roman op de plaid van mijn stoel en er was
iets in zijn oogen, dat verried, dat ik er in geslaagd was de
belangstelling van dezen geldkoning voor mijn nederig per
soontje te wekken. Ik geef toe, dat dit te danken is aan
de wollen jersey, den hoed en de shawl, die tante Alicia
voor me gebreid had, om mij tegen de ontberingen van de
zeereis te beschermen.
Drie dagen gingen zoo voorbij en den vierden dag kwam
hij hijgend en blazend de trappen van de salon binnen.
Luister eens, Miss Monroe. Ik heb den heelen nacht
liggen peinzen wat ik toch wel voor u kon doen, maar nu
ben ik er, Mc. Micking
Ik moest wachten tot hij op adem gekomen was en toen
herhaalde hij triomfantelijk Mc. Micking
Is dat een tijdschrift informeerde ik onnoozel.
Een tijdschrift Heilige goedheid, nee Ik kan wel
zien dat u niet in New-York bekend 'bent. Het is een man.
Hij is uitgever. Ik ben hem een paar maal in Wall Street
van dienst geweest en nu moet hij het mij zijn. Mijn secre
taris zegt, dat hij eigenaar is van een damestijdschrift „Het
Werkmandje". U gaat naar Mc. Micking ik heb een gaatje
voor u gevonden, en u danst er maar in.
Hoera schreeuwde ik en ik sprong van vreugde haast
uit mijn stoel.
Ja, maar ziet u, u moet in New-York blijven.
O, maar dat gaat niet, Mr. Ziegenfeldt, zei ik plot
seling ontnuchterd. Heusch, dat gaat niet. De hotels zijn
zoo verschrikkelijk duur en ik ken niemand en.
Schei nou eens uit met je doordraven, zei hij gemoe
delijk.
Ik kan niet over uw vertelseltjes oordeelen, maar Mc.
Micking moet ze maar eens lezen. Ik zal hem opbellen en
u trekt zoolang in het I.utoria-Hotel dan kunt u eerst wat
uitblazen en dan gaat u den man eens opzoeken.
Lutoria-Hotel Ik werd zoo wit als een lap. Dat