ONS ZEELAND
17
Adamson stapt over.
gaat pas récht heelemaal niet. Dat is het millionairshotel.
Ik dacht dat u nuchterder was.
Onzin Wind je niet op, kind. Dresler van het
Lutoria-Hotel doet mij graag een plezier ik heb hem ook
wel eens een dienst bewezen. Hij zal het prettig vinden als
u zijn gast wilt zijn. Zijn vrouw zal als een grootmoeder
voor u zorgen. Ze is een schat.
Maar ik kan zooveel vriendelijkheid niet van u aan
nemen, protesteerde ik.
Mijn tegenstand verzwakte echter langzamerhand hij
lachte die zoo gezellig weg dat ik mij tenslotte gewonnen
gaf. Een introductie bij een uitgever De hartewensch van
mijn jong leven Andere meisjes droomden ervan, om aan
het Hof te worden voorgesteld mijn innigste verlangen was
het altijd geweest om voor den zetel van een Uitgever (met
een hoofdletter) te zitten op een bescheiden klein stoeltje.
De onwaardeerbare secretaris scheen telegrafisch voor al
les gezorgd te hebben. Mijn koffers gleden als op rolletjes
door de douane en ik weet zeker dat ik oude schilderstuk
ken of Parijsche japonnetjes bij de vleet of een kapitaal
aan edelsteenen de Vereenigde Staten had kunnen binnen
smokkelen zonder dat er iets van gemerkt was.
En de auto Een droom eenvoudig Mollige kussens, met
zilver afgezet binnenwerk onhoorbaar gleed hij over den
weg. Een vaas met lelietjes van dalen stond op een klap
tafeltje en een lila orchidee in een ander vaasje en daarnaast
een doos bonbons, waarachter de heele secretaris zoo wat
verdween.
Ik zal altijd met eerbied en bewondering aan dezen jon
gen man blijven denken er was niets dat hij niet wist of
niet kon en ik zag nooit iemand zoo op het juiste moment
verdwijnen.
Hij was een schaduw, behalve als zijn tegenwoordigheid
noodig was. De rit door de stad was opnieuw een droom.
Een oude kantoorbediende van mijn vaders vriend uit Los
Angelos zou mij verder naar den trein geholpen hebben, en
nu zat ik in een koninklijke auto, verwend met dure bloe
men en bonbons zooals ik ze nog nooit in mijn leven ge
proefd had, op weg naar één van New-York's weelderigste
hotels
O, al dat goud en marmer in de hall en in het trappen
huis. Niets dan goud en marmer, zoo ver het oog reikte.
Al die pracht en praal overweldigde me haast. Het zou mij
niets verwonderd hebben als de eigenaar van al dien rijk
dom voor mijn verblinde oogen verschenen was met kroon
en scepter, maar het bleek een klein, alleraardigst, vroolijk
mannetje, die zich in de handen wreef en tegen mij boog
en bijzonder vriendelijk was tegen Mr. Ziegenfeldt, die
niet van mij was weg te slaan. Mijn millionair vertelde met
een stalen gezicht, dat ik een nichtje van een lieve oude
vriendin van hem was en dat ik een weekje in New-York
zou blijven. Hij had haar naar Mr. Dresler gebracht omdat
hij wist dat Mrs. Dresler zou zorgen dat ze zich niet vreemd
en alleen zou voelen en over haar zorgen waken alsof het
haar bloedeigen kleinkind was.
Natuurlijk, Mr. Ziegenfeldt, natuurlijk Wij zullen de
jongedame dadelijk haar kamer wijzen. Laat u het gerust
COWMH7 R I B. 8CK6 <0!>SN.iAG£r