N.V.Handel in Bouwmaterialen van D. M. BOONE, Middelburg BOUWMATERIALEN VLAKKE en GEGOLFDE ASBESTCEMENTPLATEN merk „ETERNIT" PICUS OKOUMÉ TRIPLEX en dito MUURPLATEN CERESIT en CERESITOL als vochtwerend middel 20 ONS ZEELAND TELEFOON 108 - Telegram-adres BOO NE-BOUWNIATERIALEN Levert aan scherp concurreerende prijzen alle soorten ALLEENVERKOOP voor WALCHEREN en NOORD-BEVELAND van geopend. Een dienstmeisje met verward haar en een hoog- roode kleur keek hem aan, aan het eind van de gang zag hij het nieuwsgierige gezicht van een man, „zeker de vrijer", dacht Willem. „Mijnheer en mevrouw thuis vroeg hij, „Nee...." antwoordde het meisje kort, en de „heer' aan het einde van de gang riep „ze ben na d r familje, ik hou' de juffrouw hier gezelschap De deur sloeg dicht. „Dat zal ik toch aan Van Buuren vertellen", dacht Willem. Doelloos liep hij de saaie Zon dagsstraat uit, z'n stemming was vol weemoed en een on gekend heimwee snikte in hem. „Dan ga ik eens aan bij de Jansen's", bromde hij zacht voor zich heen. In de tram dacht hij nog „ja, waarom doe ik dat eigenlijk, wat zullen ze zeggen". Maar hij durfde niet meer naar zijn eenzame kamer terug te keeren, de ellende in hem was zóó grondeloos, dat hij liever op straat bleef ronddwalen, dan naar huis te gaan, waar het goedkoope ameublement hem triest om hulp scheen te vragen. Weer belde hij aan, weer leek de grauwe verlatenheid van de straat hem een hel en een wild gevoel van verzet kroop in hem op. „Moet het altijd zoo blijven Een stug dienstmeisje deed hem open. „Mijnheer en me vrouw thuis vroeg hij en merkte niet, dat hij zijn vraag precies eender deed als bij de Van Buuren s. Het meisje keek verwonderd naar zijn gezicht. „Ja" zeide ze. Ze liep naar een deur, waarachter hij luide stem men hoorde, klopte en deed tegelijkertijd de deur open. „Daar is visite", zei ze lomp en wenkte Willem met haar hoofd, dat hij de kamer binnen zou gaan. Achter hem viel de deur hard in het slot. Mevrouw zat bij het raam, de sporen van tranen op haar wangen. Mijn heer, met hoogrood gelaat, keek nijdig naar Willem, die verlegen met zijn hoed in de hand stond. De booze trekken van mijnheer Jansen namen een plicht- matigen glimlach aan, zijn vuist viel langs hem neer. „Aha, kerel, dat is aardig", deed hij kwasi-vroolijk. „Mag ik je aan mijn vrouw voorstellen?" Mevrouw stond op, wierp een minachtenden blik op haar man en glimlachte zoetig tegen den bezoeker. „Wilt u niet gaan zitten vroeg ze overdreven lief. Willem voelde zich te veel, hij zocht naar woorden om zijn plotseling bezoek te verklaren, maar de sfeer van haat die in de kamer hing, maakte het hem onmogelijk. Collega Jansen presenteerde hem een sigaar en grauwde nijdig te gen zijn vrouw „Komt er nog thee „Och, doe geen moeite, ik blijf maar even, ik moest in de buurt zijn", stotterde Willem. „Heelemaal geen moeite", zei mevrouw lief glimlachend tegen haar man's collega. Jansen trof een ijzigen blik en met een hoog gebaar verliet ze de kamer om in de keuken instructies te geven. „Is dit nu het huwelijk dacht Van Heekeren wanhopig, „zou het altijd zoo gaan, allemaal denken ze bij het begm toch dat het bij hen wel goed zal gaan. „Wat zit jij in gedachten?" vroeg zijn gastheer, hard lachend. „O", antwoordde Willem dom, toen kwam mevrouw weer binnen. Onder een kopje thee werd een kwijnend gesprek ge- voerd. Na een half uur stond Willem op. „Ik moet gaan vertel de hij. Jansen drukte hem overdreven hartelijk de hand en dacht er onderwijl aan, dat hij morgen op het kantoor Willem wel even zou vertellen, hoe lastig toch de vrou wen waren. Mevrouw Jansen glimlachte lief en deed in het oog loo pend aanhalig. „Wanneer hij eens terug kwam Toen de kamerdeur achter den bezoeker dichtsloeg, joe gen de twistende stemmen hoog op. „Dat gaat zoo iederen dag", vertelde het stugge dienst- m Schichtig knikte Willem en stond toen weifelend in de triest verlaten straat. Willem van Heekeren had echter vast besloten niet naar huis te gaan. „Het was misschien wel aardig bij Evert sen, den boekhouder van 't kantoor, op te loopen", dacht hij. Haastig liep hij de straat uit. De Evertsen's woonden dicht in de buurt. Tien minuten later belde Willem bij den boek houder aan. Gichelend deed één der jongste kinderen van Evertsen hem open, hij werd in de voorkamer gelaten. Op den divan zat de oudste dochter naast een jongen man die ongege neerd zijn arm om haar leest geslagen hield. Het meisje, Willem schatte haar op een jaar of zestien, zeide verlegen „Pa en Ma zijn uit, wilt u niet gaan zitten Ze duwde nerveus den arm van haar aanbidder weg. Het andere kind stond bij de deur te gichelen. De jongen op den divan was met zijn figuur verlegen. „Pardon", begon Willem onhandig, „mag ik mij mis schien even voorstellen, „m n naam is van Heekeren, „ik ben op het zelfde kantoor als uw papa". „Ik ben Suze, Suze Evertsen en hij is m'n vriend Bob Stevens, eerste klas gym", voegde ze er trotsch bij. „Wilde u vader iets vragen zeide Suze opgelucht, toen ze zag dat de bezoeker weer opstond. „Ja, neen, ik kwam omstamelde Willem en liep naar de deur. Suze ging met hem mede de gang in. „Hoort u eens vroeg ze kinderlijk schuchter, „Zegt u niet aan papa dat Bob Stevens hier was Ze was heel erg rood en heel verlegen, een klein ondeugend scnoolmeisje, toch half een onbewust, coquet vrouwtje. „Natuurlijk niet", antwoordde van Heekeren op een toon alsof hij in een complot was betrokken. Een minuut later stond hij op de straat. Het was vijf uur. Hij slenterde verder. Wat nu Waarom ga ik eigenlijk niet in een café zitten vroeg hij zich af. Óp den hoek van de straat pakte hij de tram. In het grootste café van de stad was het vol en rumoerig, een strijkje speelde een banale mop en de atmosfeer was dompig en vol rook. „Hallo hoorde Willem zich roepen, toen hij tusschen de tafeltjes staande naar een leege plaats zocht. Hij keek om. Vlak bij hem aan een tafeltje zaten de Jan sen's eensgezind en in de beste harmonie. „Kom bij ons zitten", noodigde de heer Jansen. Sprakeloos ging Willem naast mevrouw Jansen zitten, die hem coquet lachend aankeek. t „Zoo'n heelen Zondagmiddag thuis is niet te harden vond mijnheer Jansen en luidruchtig riep hij „Ober, nog een pils, voor mijnheer

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 20