No. 47 VRIJDAG 8 FEBRUARI 1929 939 ROTTERDAMSCHE STADSKIEKJES Een aardig gezicht op de verkeersdrukte aan het Westnieuwland, „Dan blijf ik hier," sprak Heriot„want voor m'n bestwil is het gewenscht, dat ik bij je blijf, totdat de dood ons scheidt." Weer deed zij een poging om haar handen uit de zijne los te maken, maar hij legde haar handen om z'n hals, trok haar naar zich toe en kuste haar op het voorhoofd. Ze liet haar hoofd op z'n schou der rusten en snikte het uithij sprak haar liefde vol toe en zij stamelde afgebroken woorden, waaruit bleek, hoe lief zij hem had en hoe geluk kig zij zich in zijn liefde gevoelde. Zoo trof Francis Winsdale hen aan, toen hij met z'n vluggen, veerkrachtigen tred de kamer binnenkwam. Stom van verbazing bleef hij op den drempel staan en wilde zich reeds omkeeren, ten einde zachtjes en onopgemerkt even snel weer te verdwijnen, als hij gekomen was. Maar Eva had hem gezien, sprong met een luiden kreet op, en liep hem vlug als de wind voorbij, de kamer uit. Francis Winsdale staarde den minnaar zijner dochter aan, alsof hij niet wist, of hij waakte of droomde. „Lieve hemelriep hij uit. „Ik vrees, dat ik u door mijn onverwachte komst misschien onaangenaam verrast heb," zei Heriot, wiens gelaat van vreugde en geluk straalde. „Verrast is veel te zwak uitgedrukt," ant woordde Winsdale, terwijl hij Heriot van het hoofd tot de voeten bekeek, en daarna in de kamer rondzag, alsof hij nog niet aan diens tegenwoordig heid in het vertrek kon gelooven. Ik weet nergens van ik was nergens op voor bereid. Wat moet dat alles toch beteekenen „Het beteekent, dat ik eenige oogenblikken geleden aan Eva gevraagd heb, of ze mijn vrouw wil worden en dat ze ja gezegd heeft, onder voorwaarde van uw toestemming te verkrijgen." Francis Winsdale ging in een leunstoel zitten en riep verheugd uit: „m'n beste jongen...." „Ik ben nog voor iets anders hier gekomen," zei Heriot. „M'n vader heeft me opgedragen, u deze stukken te geven." Met deze woorden legde hij het scheikundig rapport en de hypotheek-acte op tafel. Winsdale wierp een schuwen blik op de stukken en ver bleekte. „Het scheikundig rapport," vervolgde Heriot, „is vervalscht, en als u even nadenkt, zult u begrijpen, waarom." Nu werd Winsdale rood van toorn. „Heer in den hemel," riep hij uit, „hoe is het mogelijk, dat iemand zoo'n doortrapte schurk kan zijn De geheele zaak is me nu duidelijk." Heriot nam de twee stukken en legde ze boven op de kachel. „Hebt u ook een lucifer vroeg hij, bedaard. „"Dank u." Een oogenblik later kronkelden de vlammen zich door de twee stukken papier. Beide mannen zaten geduldig te wachten, totdat ze tot asch verteerd waren. Francis Winsdale was de eerste die sprak. „Hoe kan ik je dankbaar genoeg zijn vroeg hij, ontroerd. Door Eva over te halen, zoo spoedig mogelijk met mij te trouwen," antwoordde Heriot, op den toon van een zakenman. „Beste kerel," zei Winsdale, die nu open hartiger was dan ooit, „je kunt op me rekenen, hoor Ik leef alleen voor het geluk van Eva en ik weet zeker, dat ze, eenmaal je vrouw, gelukkig zal wezen." Hij was verstandig genoeg om zich nu te her inneren, dat hij in 't café z'n zilveren sigaretten koker had laten liggen en om zich bij lord Fayne te excuseeren, dat hij hem eenige oogenblikken alleen moest laten, om den koker te halen. Het kostbare voorwerp, een verjaringsgeschenk van Eva, mocht eens door een verkeerden persoon mee genomen worden. Toen Eva, een minuut of tien nadat haar vader de deur uitgegaan was, weer beneden kwam, vond zij Heriot alleen in de kamer. Winsdale bleef weg; ze zaten dus met hun beiden alleen aan de lunch. Na de lunch stak Heriot een sigaret op en kwam Eva naast hem zitten. Hij haalde een ring uit z'n zak en ^ei vroolijk „Steek je vinger eens uit, Eva Eva deed wat haar gevraagd werd en hij stak den verlovingsring aan haar vinger. „Heb je dien meegebracht vroeg ze, een weinig er over verwonderd, dat hij „overal" aan gedacht had. „ja, het is wel wat tè zakelijk, misschien. Maar zie je, ik was zoo dwaas, je al eenmaal te laten schieten, zoodat ik nu de noodige voorzorgsmaat regelen genomen had, om zulks te voorkomen. Ik zou me niet hebben laten afschrikken als je nee gezegd had. Niet, lieveling, omdat ik er zeker van was dat je me liefhadt, maar omdat ik er van overtuigd was, dat mijn liefde, vroeg of laat, zou zegevieren. Is die ring naar je zin „Ja," luidde het antwoord en meteen haalde ze iets uit haar handtaschje en liet het hem zien. „Ik zal je dezen in ruil geven." Het was de kleine turkooizen ring. Een kreet van blijde verrassing klonk uit Heriot's mond. „Hij heeft hem bepaald gestolen „Ja," zei ze ernstigmaar nu krijg je hem uit mijn hand terug, tegelijk met het lev en, dat je op dien morgen gered hebt." EINDE. ROTTERDAMSCHE STADSKIEKJES. Een royaal overzicht op de brug bij den Schiedamschewegeen levendige afwisseling in de aardige gevels van dezen omtrek geeft bijzondere bekoring aan dit kiekje.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 17