iicti Masqué
No. 47
VRIJDAG 8 FEBRUARI 1929
931
haar zacht doch dringend tegen zich aan, zoodat zij
half in zijn arm leunde en haar krullen zijn kin
raakten,
„Laten we doen, of we broer en zuster zijn
stelde hij voor, toen zij aarzelde. „Etikette hier
zou in zeker opzicht dwaas zijn. Wezijn beiden gevan
gen en moeten elkaar helpen. Uisdunner gekleed dan
ik, dus is het mijn plicht u niet in den steek te laten.
Overigens bent u natuurlijk geheel vrij in uw doen
en laten
Hij voelde, hoe zij zich zooveel mogelij kin zijn jas
wikkelde en zich zonder verderen omslag tegen zijn
schouder vleide. Alleen zei ze nog, en er klonk iets
heel trouws in haar zachte stem „Ik wil graag eerst
wat uitrusten, want ik geloof dat ik heel moe ben.
Ik weet dat u'n gentleman bent, luitenant, want had
ik daaraan getwijfeld, dan had ik onmiddellijk het
briefje geschreven."
Hij zweeg een paar minuten en toen hij haar
wilde vragen, of zij wei goed lag met haar hoofdje,
vertelde een rustige ademhaling hem, dat zij was
ingeslapen. En toen hij wat later door 'n terugkee-
rende felle hoofdpijn zelf ook insliep, met zijn blond
hoofd voorzichtig tegen het hare en zijn schouders
tegen den celwand, was er ondanks alles een nieuw,
stil geluk in hem 'n zoete ontroering, die zijn adem
haling langzamerhand rustiger maakte en F
den pijnlijken trek om zijn mond deed
vervagen. Het was de heerlijke gewaar
wording van den man, die weet, dat hij
iets heel moois mag beschermen voor
een dreigend gevaar, dat steeds nader
komt.
Qngeveer op dat zelfde oogenblik liepen
de mannen, die hen op zoo brutale
wijze ontvoerd hadden, bij het licht van
hun zaklantaarn door een smalle, lage
gang, aan welke einde de bewuste cel
was gebouwd. Toen zij deze gang onge
veer tien meter gevolgd hadden bleven
zij aandachtig luisteren voor een stalen
deur, welke goed gesloten was. Vervolgens
bleven zij aandachtig luisteren naar eenig
mogelijk geluid, doch toen het stil bleef,
opende de grootste van hen de zware
versperring. Zonder een enkel geknars
draaide het geweldige gevaarte op zijn
goed geoliede hengels en liet de mannn
door. Zij stonden plotseling in het volle
daglicht en konden de lantaarn uitscha
kelen en opbergen. Zij praatten enkele
momenten fluisterend met elkaar en
schenen in een zeer slecht humeur.
.Een ellendig geval, met dat weigeren!"
zei de oudste woedend „Je begrijpt, dat
we weinig doen zonder briefje. En om
nu een klein bedrag te eischen, zou de
moeite en al het gevaar niet loonen. We
kunnen gerust zeggen, dat verdere moeite
niets, of zoo goed als niets zal geven,
zoodat we beter kunnen verdwijnen."
„Je hebt gelijk!" was het antwoord: „Die vent zou
wel anders praten, als we hem over een dag of vijf
opnieuw zouden opzoeken. De dorst zou 't hem wel
leeren, en ik geloof, dat we dat vrouwtje gauw ge
noeg klein konden krijgen, als we dien vent ergens
anders zouden kunnen stoppen. Zij schijnt geheel
onder zijn invloed te staan."
„Maar we kunnen geen dag wachten, want de po
litie zit ons op het lijf. We moeten beslist voor mor
genavond weg wezen."
„Dat is juist de kwestie. We zijn te Jaat. Maar
ik heb nog een plannetje
„Laat hooren
We kunnen direct naar Amsterdam gaan, naar de
„Temmer," op den Binnen-Amstel
Zijn metgezel vloekte en sloeg hem ruw op den
schouder.
„Dat is eeri verdraaid goed idee. Duizend gulden
kunnen we dan nog altijd maken. Verduveld jam
mer, dat we geen foto van de vrouw hebben"
„De „Temmer" heeft veel vertrouwen in me.
We kennen elkaar al van veertien „zaakjes." En
de man.
„Moeten we weg zien te krijgen. Misschien
kan een van de Temmer" z'n mannetjes wel
voor hem zorgen. Hier op Pampus mag hij niet
blijven, omdat volgende week inspectie is van
het grondwerk. De boel moet dan weer onder
water staan."
„We halen die vrouw eenvoudig uit de cel en
trekken dan de schuif open. De vent verdrinkt als
een hond en.
Hij zweeg en knikte veelbeteekenend. Op zijn
gemeen gezicht kwam een trek van valsch pleizier.
„Goed zei de ander kort „En nu weg met de
boot. Het treft dat het Noordelijk gedeelte van het
eilandje geheel verlaten is."
Zij deden enkele stappen over vochtig gras en
stonden toen vlak voor het kalme water van de zee.
Het motorbootje deinde zachtjes voor den smallen
wal, die uit cement, met gras begroeid, bestond,
en enkele meeuwen vlogen schichting op. Zwijgend
stapten de mannen in het bootje, keken goed uit,
roeiden een flink eind zee in, zetten dan pas den
motor aan, en verdwenen spoedig in de richting van
Amsterdam.
Het kleine eilandje, uitsluitend een fort onder ge
ringe bewaking, zonder veel teekenen van leven,
bleef stil te fnidden van het kalme water achter.
En wanneer een der fortwachters of overige militai
ren het in zijn hoofd zou hebben gehaald, om juist
op het bewuste plekje op de Noordelijke punt een
We leven in een korte maand,
I an zonderlinge feesten,
li aar in de niensch de rol vervult,
I an allerhande beesten.
Waarin de een of ander denkt.
Een Eskimo ie mezen.
En heel zoon costumeerpartij,
Een kat ast roof doet vree zen.
Een oude heer wordt edelknaap.
Een jonge kerel grijsaard.
Een knappe vrouw wordt tooverheks.
Een eerzaam burger blauwbaard.
Een rustig menseh wordt Indiaan
Een leeraar ketelbikker.
Een heertje, mager als een draad.
Wordt zienderoogen dikker.
Een marinier wordt generaal.
Een schoorsteenveger koning.
En heel de bent zwermt om hem heen
Als bijen om de honing.
Zoo viert de dwaze menschheid feest.
En danst en zwiert in 7 ronde.
En wordt den werkensdag daarna
Weer in 7 gareel gevonden.
ESSEN BURG.
onderzoek in te stellen, dan zou hij, leek zijnde,
niets verdachts hebben gevonden want tusschen
het beton van de muren waren de naden van de
geheime deur zoo smal en dicht, dat men ze niet,
dan met de grootste moeite zou kunnen voelen.En
het eenigszins platgetrapte gras, tusschen deur en
water, kwam juist blank te staan, wanneer het vloed
was, hoewel het laagje water ook heel dun bleek te
zijn.
jTje „Temmer" logeerde in een klein, vies hotelle
tje op den Binnen-Amstel, in een der oudste
gedeelten van de hoofdstad. Hij was een magere
man van middelbaren leeftijd, niet een geelbruine
huiskleur en kleine spleetoogjes. Men zou hem
evengoed voor 'n Chinees als voor een of anderen
inwoner van Constantinopel kunnen uitmaken
en het taaltje dat hij sprak, was even vaag. Zijn
Hoilandsch zat vol Duitsche en Engelsche uitdruk
kingen, doch zijn handlangers beweerden, dat dit
opzet was, om niet te spoedig verraden te worden.
Zou men dus bij een eerste ontmoeting niet veel
wijzer worden, dat men onmiddellijk bevreesd
voor hem zou zijn, was zoo goed als zeker. Zelfs zijn
trouwste vrienden huiverden dikwijls, wanneer hij
hun maar een enkelen blik toewierp.Hij zag er, wat
zijn kleeren betrof, als een heer uit, met iets speci
fiek buitenlandsch en had de beschikking over vier
kamers, welke alle in elkaar uitliepen, en in een
vierkant lagen. De vertrekken waren weelderig inge
richt en hadden een Oostersch aspect. Bijna iederen
avond kwamen mannen, soms ook jongens bij hem,
die dan dikwijls uren lang bleven en met lange!
smalle pakjes onder hun jassen door een achteruit
gang verdwenen. De .Temmer" zeff noemde zich
eenvoudig Mr. Brown uit Madras, en ging niet zel
den weken lang op reis. Meestal verbleef hij dan in
Hongarije, soms ook in Griekenland, voornamelijk
in Athene. Hij dankte zijn naam aan de manier,
waarop hij slechts met enkele blikken uit zijn smalle,
groengrijze oogen veel groote^e en sterkere mannen
kon temmen en machteloos maken. Van hypnose was
hier echter allerminst sprake het was meer de
bjik van woede, geppaard gaande met een uitdruk
king van verschrikkelijke valschheid. Ook de ma
nier waarop hij, ik zou haast zeggen met een achte
loos gebaar, zijn kleine, door het gebruik dof gewor
den browning uit zijn achterzak kon halen, had
reeds velen met lamheid geslagen.
Deze avond zat hij juist enkele papieren voor
zijn bureau uit te zoeken, toen er op de deur ge-
kllopt werd en zijn bediende, een jonge Chinees, de
twee mannen aandiende. De manier
waarop hij dit deed, was zeer interessant
en zou een lakei waardig zijn geweest.
I Uit iedere beweging sprak een grooten
eerbied voor den mageren man achter
het zware bureau, voor den „Temmer."
„Ga en kom zei deze eenvoudig. Hij
r trok de kap over zijn bureau, zwenkte
zijn stoel een halven slag en keek nieuws
gierig naar de deur. Vervolgens haalde hij
uit een gouden sigarettenkoker een smalle
- sigaret, stak het witte stokje met een
elegant gebaar tusschen de dunne lippen
k en stak het dan aan.
Even later liet de Chinees de beide
mannen binnen, die vier uur geleden in
Amsterdam waren aangekomen, na een
snel tochtje van Pampus naar de 1 J-sIuizen
„Ik herken jullie beiden zei de Tem
mer," nog voordat zij hem hadden be
groet „Spreek zoo beknopt mogelijk,
want ik heb weinig tijd. Hebben jullie
iets te verdienen
„Ja zei de grootste der mannen, een
stoel nemende, die hem met een hoofd
knik werd aangeboden. Zijn metgezel
ging ook zitten en vervolgde „Ik zal u
het geval even duidelijk maken, wanneer
we op de bekende stilzwijgendheid kunnen
rekenen."
„Spreek maar was het korte ant
woord.
„We hebben een vrouw voor u ver
volgde hij, alsof hij over een hond sprak
„Er valt wei wat te verdienen, denk ik.
J Om de waarheid te zeggen, is het ons
tegengeloopei zoodat wij nu zelf een strop aan
het geval hebben."
„Afpersing zeker?" klonk het rustig.
„Geraden. In Muiderberg zagen wij de dochter
van een bekend diamanthandelaar uit Amsterdam,
die we veertien dagen bespied hebben. In een ouden
uitkijktoren gelokt, hadden wij haar spoedig in
onzen macht. Het beroerde is echter, dat een man.
die in haar gezelschap was, ook meegenomen moest
worden, om niet de kans te verloopen. verraden
te worden. Het tweetal hebben we in de bekende
„cel" onder Pampus gebracht, doch het meisje wilde
persé geen dreigbrief schrijven. Zij stond onder
invloed van dien metgezel en deze is niet makkelijk.
We zijn toen vertrokken, omdat niets verder hielp."
„Ze zitten nog in de „cel
„Juist Echter zonder wapenen of zoo. De man
hebben we grondig gefouilleerd en bezit niets meer.
Het meisje hebben we vergeten, doch het is niet
mogelijk, dat zij uit de ruimte kunnen komen. De
deur is precies in de hengels gevallen.
„En wat willen jullie nu
„Verkaopen was het antwoord.
Er was een stilte, die onderbroken werd door wat
nachtelijk rumoer op de gracht. De „Temmer"
rookte langzaam de sigaret op den bladerde even in
een zakboekje. Het gesprek ging zoo gemakkelijk,
dat het voor de hand lag, dat dergelijke zaakjes,wel
ke naar men weet hoogst strafbaar zijn, hier aan de
orde van den dag waren. Wordt voortgezet