HOE EEN DUTTSCHER HONDERD JAAR
GELEDEN ZEELAND ZAG
4
ONS ZEELAND
Vrouw Jacoba van Beieren, Gravin van Holland en Zeeland,
in 't jaar 1417 aan die van ter Goes de vrijheid gegeven van
deze Plaats sterk en tot een vaste stad te mogen maken
en met Poorten en Grachten te bezorgen, om alle gevaar
en zwarigheden, welke d'opene Vlekken onderworpen zijn,
daardoor te ontgaan.
Deze stad heeft zes Poorten en vele schoone gebouwen,
waaronder drie vermakelijke Schutters-Doelen, een Latijn-
sche School, een Weeshuis, en een Oude Mannen- en Vrou
wenhuis. Daar zijn ook drie marktvelden en de Koorn-
markt is de voornaamste.
Zij heeft een groote Kerk gehad, die in het jaar 1618
afgebrand, maar drie jaar daarna veel grooter en heer
lijker weer opgebouwd is.
Vele der Inwoonders geneeren zich met de Landbouw,
Mede- en Zoutnering en den handel van granen, welke hier,
door de grootte en vruchtbaarheid des Eilands, met me
nigte gebracht en verhandeld wordt.
De Regeering bestaat uit een Baljuw, twee Burgemees
ters en negen schepenen.
LOGEMENTEN.
Den Doelen. De Zoutkeet. De Gouden Leeuw, 't Schip
pershuis.
VAARTEN OP ANDERE PLAATSEN.
Op ter Vere.
Alle dagen met het vallend water een schip of twee.
Op Zierikzee.
Met het vallend water een schip of twee.
Op Rotterdam.
Alle Zaterdagen met het wassend water een schip.
Op Amsterdam.
Alle weken een schip,
door
JAN VERMEER.
I.
Een der uitvoerigste en beste reisbeschriivingen van
ons land uit vroeger jaren is die van F. W. Dethmar,
in vier deelties verschenen onder den welwillenden
titel „Freundliche Erinnerung an Holland und seine
Bewohner" (Essen-Rotterdam, 1838-1841). De schrij
ver was hervormd predikant te Anholt, en hield in
deze stad tevens jaren lang een kostschool, die ook
door talrijke Hollandsche kinderen bezocht werd. In
de jaren 1835 tot 1837 maakte hij een lange rondreis
door geheel ons land, waarvan hij in bovengenoemd
werk een overzicht gaf. Dethmar was niet iemand,
wien het om vluchtige indrukken te doen was, inte
gendeel. Overal waar hij kwam, maakte hij studie
van land en volk, trachtte door gesprekken met de
inwoners zelf van hun levenswijze, hun zeden en ge
woonten op de hoogte te komen, en liet zich door be
voegde personen over alle mogelijke zaken inlichten,
die hem belang inboezemden. Zoo ontstond een even
levendig geschreven als betrouwbaar reisverhaal, waar
van ons uiteraard in het bijzonder interesseert, wat
Dethmar van Zeeland zegt. Het volgende wordt er
aan ontleend.
De schrijver, die op een goeden morgen in den
zomer van 1837 om vier uur Rotterdam uitvoer, om
zich met de Middelburgsche boot naar Zijpe en van
daar per diligence naar Zierikzee te begeven, begint
het relaas van zijn reis door onze provincie met de
opmerking, dat van alle Duitsche reizigers, die het
verhaal van hun Nederlandsche reis te boek gesteld
hebben, er hem geen enkele bekend is, die Zeeland
bezocht heeft.
„Ge zult mij dus des te liever daarheen volgen,
om bevriend te worden met een land en een volk, waar
tegen niet alleen bij de buitenlanders, maar zelfs bii
de Hollanders zelf vele vooroordeelen bestaan."
Welke deze vooroordeelen zijn „Men neemt het als
een uitgemaakte zaak aan, dat Zeeland hoogst on
gezond is, en iedere vreemdeling aan de inheemsche
koorts ten offer moet vallen men denkt er geen
enkelen boom of struik, maar wel ruwe en onbeschaaf
de menschen te vinden, bij welke de reiziger tevergeefs
een welwillende opname zou zoeken. Bij dit vooroor
deel kwam verder nog de in vroeger jaren gegronde
vrees voor een langdurige, gevaarvolle en met hooge
kosten gepaarde reis." Wat het laatste punt betreft,
heeft Dethmar zich evenwel al spoedig van de on
waarheid van deze beschuldiging kunnen overtuigen
de reis van Rotterdam naar Zijpe kostte hem 4 gul
den 15 cent, én voor de diligence van Zijpe naar Zie
rikzee moest hij 1 gulden 20 cent betalen, wat hem
uiterst billijk voorkwam.
Tegen den middag landde de Middelburgsche boot
in Zijpe aan, waar Dethmar de diligence besteeg, die
l.em binnen het uur in Schouwen's hoofdstad bracht.
Het rijtuig was ongemakkelijk, en het feit dat de pos
tiljon van tijd tot tijd de heldere klanken van zijn
koehoorn over de velden deed uitschallen, verhielp
daar niet veel aan. Ook de eerste aanblik van het
eiland, zijn bewoners en dorpen, zijn wegen, akkers en
weiden, beantwoordde niet aan zijn verwachtingen,
„Hobbelige wegen, schokkende, slechte wagens, slordig
gekleede, meest leelijke menschen, morsige, vuile dor
pen, slechte huizen, ongeschilderd of verveloos, maak
ten een zeer onaangenamen indruk op mij, en ik had
bijna mee ingestemd in het vernietigende oordeel over
Zeeland, als ik niet bedacht had, dat men naar een
zoo kortstondige waarneming en ervaring geen land
en volk mag schatten." Dethmar schortte dus zijn
oordeel op, en steeg in Zierikzee, bij Van Oppen in
„Het Hof van Holland" af. „De brave waard" aidu»
vervolgt het reisverhaal „ontving mij met een har
telijkheid en een vriendelijkheid, alsof ik een oude
bekende was geweest. De kromme, donkere, nauwe
trap moest ik me hier, zoo goed als in Friesland en
zelfs in Dordrecht, nu eenmaal laten welgevallen, en
me zelfs op nog ongemakkelijkere in dit land voorbe
reid houden, maar daarentegen had ik met flinke, ver
standige en rechtschapen menschen te doen, die hoo-
ger aan te slaan zijn dan trappen, meubels en kamers.
Het huis zelf is in alle overige opzichten rein, helder en
geschikt ook heeft 't een ruim vertrek voor de boeren,
die zich hier op marktdagen verzamelen en als het
ware beurs houden. Daarbij rooken ze uit lange aarden
pijpen een fijngesneden tabak, en drinken klare of bit
tere jenever. Bij deze eenvoudige menschen, die in
rookwolken waren gehuld, trad ik binnen, groette ze
■vriendelijk, en kreeg van hen als tegen groet een krach-
tigen handdruk en een glas jenever, waaraan ik echter
maar nipte. Nu was ik hun man. Een van hen, die een
zoogenaamde heerenboer scheen te zijn, noodigde mij
bij zich op zijn bank, en stelde me allerlei weetgierige
vragen over mijn vaderland." Toen Dethmar zei, dat
hij hervormd predikant was, stond de boer eerbiedig
op en riep enkele vrienden bij zich, om hun den Duit-
schen dominee voor te stellen. Dubbel graag gaf hij