10 ONS ZEELAND SNEEUWKLOKJES O. Z.-Prijsvraag No. 5 Kleine klokjes, teer en blank toover-snel gekomen, kleppen met een fijnen klank als uit lieve droomen zachtkens wordt die gaaf verspreid door de ijle luchten, alle winter-eenzaamheid moet 'n wijle vluchten. Kleine klokjes, zacht als dons, bijna te bescheiden, vraagt ge dat we ernstig ons aan uw eenvoud wijden Sneeuwklokjes, zoo lief en licht, smetteloos geweven, gij leert ons een grooten plicht, dienende te leven. Kleine klokjes, rein en blond, blijde voorjaarsklanken, uit des harten dicpsten grond moeten wij u danken Gij brengt in het droef gemoed nieuwe hoop en krachten, en schenkt het 'n overvloed zonnige gedachten. Kleine klokjes, teer en blank, toover-snel gekomen, kleppen met 'n fijnen klank als uit lieve droomen zachtkens wordt die gaaf verspreid 'door de ijle luchten, alle winter-eenzaamheid moet daarvoor nu vluchten. G. BUDDE. 9 Febr. Voortaan zal in ieder nummer van „Ons Zeeland een prijsvraag verschijnen. Voor de goede oplossing stellen we iedere week tien gulden beschikbaar. Dit bedrag wordt niet verdeeld, dus iedere prijsvraag kan slechts 1 winnaar opleveren. Inzendingen moeten geadresseerd worden aan de Administratie te Middelburg. De redactie beslist daarop aan wie de prijs wordt toegekend. Tegen hare bes issingen kan geen hooger beroep worden aangeteekend. (Jok zullen we over de „O. Z."-prijsvragen niet in briefwisseling treden. OPLOSSING ONS ZEELAND-PRIJSVRAAG No. 3. De route was VLISSINGEN. A. ROTTERDAM. _B. GOUDA. E. 's-HERTOGENBOSCH. II. ROOSENDAAL. VLIS- C. J. VAN UTRECHT. D. ARNHEM. F. BOXTEL. G. TILBURG. SINGEN. Ditmaal viel de prijs ten deel aan den Heer METEN, Spanjaardstraat F 69, Middelburg. Over deze prijsvraag ontvingen we vele gedichten. Gebrek aan plaatsruimte is de oorzaak dat we er slechts een kunnen plaatsen. Oplossing Prijsvraag No. 3 „Ons Zeeland", 2 Febr. 1929. Daar stond een Vlissingsch heer, vroeg op, Hij had een reisplan in z'n kop. De gansche reis kostte geen cent, Hij reisde op abonnement. Hoort nu, hoe hij zijn rondreis maakt, En ook weer veilig thuis geraakt Hij stapte in, om Zeven-Elf, Om Tien uur Twee, dat spreekt vanzelf, Stond onze vriend aan Delftsche Poort, Dat is dus A zooals ge hoort. Hij deed zijn zaken zonder dralen, Om dan den trein naar B te halen, Elf-Negentwintig is de tijd, Waarop de trein naar Gouda rijdt. Hij kwam intijds in plaats B aan, Om, Kwart vóór Eén, weer dóór te gaan, Zoo'dat hij „Dertien-Achttien", fijn, In Utrecht op 't perron mocht zijn. Als leiddraad bij het verder gaan, Duidt hij die plaats met C u aan. Toevallig treft hij, op 't perron, Een vriend, en van 't Sentraal Station Gaan zij te saam naar Arnhem D, Waar elk zijns weegs we,er ging, in vree. Om „Zestien-Vijftien", kwart na vier, Trekt onze vriend nu, voor pleizier, Van Arnhem naar 's-Hertogenbosch, Maar laat die E-plaats schielijk los, Wijl hij naar Boxtel af wil zakken, Om daar de letter F te plakken. Hij loopt een uurtje rond te kijken, Om daarna Tilburg te bereiken. Dit wordt als G door hem geteekend, En fluks heeft hij dan uitgerekend, Dat reeds een klein half uur daarna, Hem Roosendaal, als letter H, Kan brengen, waar, om „Elf na Acht De trein ook prompt hem heeft gebracht. Nu is zijn rondreis haast gemeld, Zooals hij zich had voorgesteld Per laatsten trein, langs d'ijz'ren baan, Komt hij in Vlissingen straks aan. En elke lezer kent nu dra, A B C D E F G H 't Zijn Rotterdam, Gouda, Utrecht, Arnhem, Den Bosch, zooals gezegd, Dan Boxtel, Tilburg, Roosendaal, Hier zijn ze nog eens allemaal. JURGEN. Wanneer we de volgende reeks woorden, maan-nraat- laat-last-kast goed bekijken, dan zien we dat elk woord verkregen is door één letter in het voorgaande woord te vervangen door een ander. Op deze wijze hebben we dus van maan-kast gemaakt. Probeert nu op gelijke wijze van glas-lood te maken. Denk er om, er mag steeds maar één letter vervangen worden door een ander, en het moeten allen goede Nederlandsche woorden zijn. Wat wij doen of laten, zullen wij voor ons zelven hebben te verantwoorden zien wij dus toe Wanneer men iemands gevoel gekwetst heeft, kan men die wond niet door gunstbewijzen genezen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 10