de: jeugd:]
SVECHALENlVDOCi;
20
ONS ZEELAND
Ja?
DE INBREKERS
Bernard was de kamer binnen gekomen met mijn kwartje
rammelend in zijn gesloten hand en grinnikend als een
hyena.
Ik ben iemand die zeer snel besluiten kan nemen, vooral
als ik het land heb.
Bernard, zei ik, heb jij zin om een riks te ver
dienen?
Het jonge mensch keek me met wijd open mond aan.
Zeg, moet je mij hebben, protesteerde hij ongeloovig.
Fr is een schitterend concert in het Concertgebouw,
legde ik hem uit, hier heb je twee biljetten er voor.
Besproken. Drie gulden per stuk. Maak dat je. weg komt,
snor een vriendje op om met ie mee te gaan en kom niet
terug voor het afgeMopen is. Hier is de riks.
Hij verdween uit de kamer alsof hij uit een kanon weg
geschoten was.
Ik schoof een gemakke'ijken stoel bij den haard, vlijde
me daarin en wachtte. Fen paar minuten daarna kwam
Vera terug. Ze had haar hoed nog niet op.
Ben je klaar? vroeg ze.
Ja....a. Vera, antwoordde ik. Moeten we
nu gaan?
Over een paar minuten.
Vera, zei ik, ga nog even zitten.
Ze keek me verbaasd aan, zuchtte, maar deed toch wat
ik vroeg.
Toen haalde ik diep adem. Toen haalde ik nog eens diep
adem. Ik was bang op het punt om het voor de derde maal
te doen, toen Vera het zwijgen verbrak.
Je rookt veel te veel, zei ze.
Wat?
Ja, je puft en hijgt als een stoommachine.
Spijt me, zei ik onbenullig.
Ik wist me geen raad van zenuwachtigheid. Ik had nog
nooit in mijn leven een meisje ten huwelijk gevraagd. Het
is een beroerd karwei. Ik weet niet wat ik gedaan zou
hebben als de klok niet juist had geslagen. Maar dat
deed ze.
Vera? zei ik.
Vera? herhaalde ik.
Als je nu nog eens Vera zegt, zei ik.zeg ik.
neen
Ik staarde haar aan. Zeg dan maar neen, stamelde
ik verschrikt, zonder dat ik precies wist wat ik zei.
Maar ze schudde het hoofd. Haast je niet en denk er
nog eens rustig over na, kalmeerde ze.
Op sommige momenten kan ik verbazend snel beslui
ten en handelen, dat heb ik al verteld. Ik ging op Vera
toe, sloeg mijn armen om haar heen en kuste haar.
Wil je met me trouwen, Vera, liefste?
Heel, heel graag, klonk het zacht.
Toen de klok negen sloeg ongeveer een uur later -
keken we op.
Hoe moet het met dat concert, Vera? vroeg ik on-
noozel,
Schandelijk, zei ze kwasi-verontwaardigd. - Wat
zal tante Bertha boos zijn. En wat zonde van die dure
entrée's.
Wat dit laatste punt betrof, kon ik haar gerust stellen.
Wees niet boos, liefste, zei ik, ik heb de entrée's
aan Bernard gegeven en ik heb hem gezegd dat hij niet
terug mocht komen vóór het afgeloopen was.
Ik hóórde wat je tegen hem zei, bekende Vera blo
zend.
Laten we toch nooit iets willen schijnen als wij soms in
de gelegenheid komen iets te kunnen zijn.
Nu er overal gemaskerde bals worden gehouden, en ik
zelfs in „Ons Zeeland" een foto van zoo'n leuk verkleed
groepje zag, moet ik onwillekeurig terugdenken aan een
voorval dat ik jaren geleden, toen ik nog in een academie
stad woonde, heb meegemaakt.
Het was Februari. M'n vriend en ik, beiden studenten,
waren naar een bal-masqué geweest. We hadden afschuwe
lijk leelijke maskers voor, en zelden hebben we zoo'n pret
gehad als d:en avond. Iedereen schrok wanneer we ons ver
toonden. Het was dan ook géén gezicht. M'n vriend had
een grooten rooden grijnzenden kop. met lange spitse ooren,
een knalgeel jasje, met er onder een zeer vreemdsoortige
groene broek. Zelf was ik gehu'd in een lange, tot den grond
reikenden witten mantel met hier en daar fantastische fi
guren, en als masker droeg ik een grooten zwarten kop
met draaiende-fonkelende oogen, een echte boeventronie.
Heel den avond en een groot gedeelte van den nacht
hebben we pret gemaakt en feest gevierd.
Eindelijk was het tijd om naar huis te gaan, en daar het
erg stil was op straat en wij met onze verhitte gezichten
geen kou wilden vatten, besloten we de maskers maar voor
te houden.
En zoo gebeurde het dat 's nachts om drie uur m'n vriend
en ik, als twee afschuweliike gedrochten, arm in arm naar
huis wandelden. We woonden samen op dezeTde étage, en
toen we de trap opklommen, dachten we niets anders, dan
dat we zoo spoedig mogeliik naar bed zouden gaan. om
heerlijk te kunnen uitslapen. Maar nauweHjks waren we bo
ven, of we zagen een kamerdeur open staan, en voor m'n
schriiftafel zaten twee kerels, die er zóó gemeen uitzagen,
dat het bloed in je aderen verstijfde, of ie wilde of niet.
Maar m'n vriend was voor geen kleintje vervaard, en
zonder aarzelen zon hij op een middel om die kerels in te
rekenen.
De politie waarschuwen, was makkelijker gezegd dan
gedaan, want dan moest er één van ons achter blijven, en
tegen twee van die kerels zou één van ons niets uitrichten.
Buren waarschuwen, ook dat ging niet, want beneden
was een magazijn, links en rechts kantoren, dus al maakten
we ook nog zooveel lawaai, niemand zou ons hooren.
Nog stonden we te over'eggen, toen een der beide in
brekers, die door het leven dat hun gereedschap maakte,
ons niet gehoord hadden, zich omdraaide en ons bemerkte.
Met een gil liet hij zijn boor vallen, toen draaide de andef,
die bezig was met een brander een kast te forceeren, zich
om, keek of hij het in Keu1en hoorde donderen, en luid-
gillend vlogen ze toen overeind en sloegen op de vlucht.