HOE EEN DUITSCHER HONDERD JAAR GELEDEN ZEELAND ZAG. 4 ONS ZEELAND ZIERIKZEE. Zierikzee, de Hoofdstad, niet al'een van het Eiland Schou wen, maar ook van Beooster Schelde en de tweede Stad van Zeeland, is van een zoo onzekere stichting, dat wij er niets gewis af kenden vinden. Zij placht wel eer vermaard te wezen door den grooten handel, die er geschiedde, maar het diep naderhand verloo- pen zijnde, is zij de Zeevaart allengskens kwijt geworden, en bestaat nu meest bij de Visscherij en Landbouw. Doch daar wordt noch tamelijk handel van Zout gedreven, 't geen men hier uitnemer d wit en fijn maakt mitsgaders van Mee krap, die in dit Eiland overvloedig en zeer goed is. Deze Stad ligt vijf mijlen en een half van Arnemuiden en zes van Middelburg, en is rondom met steenen muren besloten, uitgenomen in 't aankomen van de nieuwe Haven, een heer lijk werk, 't geen de Magistraat voor eenige jaren met groote kosten heeft doen graven, op hoop van den handel weder te lekken, dan tot nog tce met kleine vrucht. Deze Haven is omtrent een ha'f mijl lang en valt op 't einde in dien arm van de Schelde, welke Zeeland, gelijk gezegd is, in tweeën deelt. Zij is versierd met een bekwaam Stadhuis, redelijk fraai uit blauwe en witte Arduinsteen opgemaakt, nevens het welk men een Toorn ziet, die met een doorluchtige spits op waarts rijst en een Neptunus op zijn top heeft staan. Hen heeft hier een Oude-Mannen-huis, Weeshuis, Gast huis, Leprooshuis, St. Jacob en St. Anthonis of Oude- Mannen- en Vrouwen-huizen, St. Rochus-huis, en 't Oude Vrouwen-visschershuis. Doch onder andere openbare £e- bouwen munt inzonderheid uit de Hoofdkerk, genaamd St. Lievens Monster, ter oorzake, dat ze eerstmaal ter eere van denzei ven Apostel is gewijd. Deze Kerk heeft in gansch Zee'and haars gelijk niet en men meent, dat ze nog veel schooner is geweest, eer ze jammerlijk door den bliksem aangestoken en verbrand werd. Aan het Westeinde van dezelve ziet men een uitstekend schoone Toorn van zonaer- linge dikte, maar niet hoog na proportie, dewijl ze maar een darde deel opgemaakt is doch indien ze voltooid was volgens het model, t geen er nog af te zien is, zou ze buiten twijfel a'le Nederlandsche Toorns overtreffen. De Regeering bestaat uit twee Burgemeesters, twaalf Schepenen en vier en twintig Raden. Logementen. De Gouden Leeuw, De Zoutkeeten, De Faam, De Swaan, De Kolf, De Hollandsche Tuin, Dte Noord-zee. Vaarten op andere Plaatsen Op Dordrecht. Alle dagen een schip. Op Rotterdam. Alle dagen een schip. Op Amsterdam. Om de acht a veertien dagen een Beurtschip met het wassend water. Logementen in Brouwershaven. De Prins en Den Admiraal Evertsz. door JAN VERMEER. II. Van Zierikzee uit bezocht Dethmar Brouwershaven, de tweede stad van het eiland. Zi n hotelier had hem verteld, dat er geen ander vervoermiddel heenging als een huurrij tuig, dat hem, met alle onkosten mee, op ongeveer zes gul den zou komen Het stadje was ongeveer drie uur van Zie rikzee verwijderd, en voor een vreemde niet gemakkelijk te vinden. Maar onze reiziger, waarschijnlijk afgeschrikt door den hoogen pr' s, besloot er toch maar heen te gaan wandelen, en liet zich daartce 's morgens om vijf uur wek ken. Het dienstmeisje, dat hem zijn ontbijt gereed had gezet, trachtte hem nog te overreden, toch niet te voet naar Brouwershaven te gaan het regende en stormde buiten, en de weg was eenzaam en voor een vreemde moeilijk te vin den. Maar Dethmar liet zich niet van zijn eenmaal voor genomen plan afbrengen en begaf zich weldra moedig op weg. Het eerste stuk van den weg was geplaveid met keien en tichelsteenen het overige stuk bestond echter uit fijne, zwarte droge aarde en los zand. Het gezicht op de mooie tarwe-, vlas- en meekrapve'den en de weiden, waar de koeien zich te goed deden aan het malsche gras, vergoedde niettemin veel, en al waren wind, regen, eenzaamheid en onbekendheid met den weg niet prettig, toch speet het Deth mar niet, dat hij te voet gegaan was, om a'les beter te kunnen zien en onderzoeken. Bij de herberg Schuddebeurs gekomen, verlokte het mooie, houtrijke landschap hem niet tot oponthoud, en weldra was hij zoozeer uit de bewoonde wereld gekomen, dat hij tevergeefs naar menschen zocht, die hem den weg konden wijzen. Bij een paar hutten klopte hij aan, zonder gehoor te kri gen, maar eindelijk ontmoette hij iemand, die hem de aangename verzekering gaf, dat hij op den goeden weg was, en op den voor hem liggenden dijk Brouwershaven reeds zou zien liggen. Op den dijk gekomen zag hij echter links en rechts torens en zoo moest zijn kom pas hem den weg wijzen naar Brouwershaven, waar hij binren enkele uren dan ook aankwam. De predikant van de plaats, bij wien hij zich vervoegde, was reeds uitgegaan, hoewel het nog geen negen uur was. Dus schoot Dethmar niets anders over, dan alleen toe te treden op het standbeeld van Jacob Cats. „Het aandenken aan dezen grooten man, die zooveel inv'oed cp zijn vaderland en den geest van zijn vo'k heeft uitgeoefend, was het alleen, dat mij tot deze bedevaart naar z' n geboortestad overhaalde, want overi g-er s heeft deze p'aats, die alle teekenen van groote armoede draagt, niets merkwaardigs aan te wijzen. Men ziet het aan al'es, dat hier betere tijden zijn geweest. Ik kon het niet goedkeuren, dat men heele schepen met het juist bin- nengehaa'de vlas vol laadde, cm het uit te voeren." „Waar om vroeg ik, „bearbeidt jullie het niet zelf, en verschaft daardoor het gespuis, dat ik hier cp de straat zie, voedsel en k'eeding „Het water", zeide men, „deugt hier niet voor het roten, de vezels zouden zich niet voldoende los maken en te hard worden daarom zien we ons genood zaakt, die broodwinning, waarop u ons wijst, op te gev?n". Dethmar kon daar natuurlijk niets tegen zeggen, verliet dus den schipper, die hem dit antwoord had gegeven, en wendde zich naar bet standbeeld van Cats, om daar den tijd, waarin deze dichter ge'eefd en gewerkt heeft, aan zijn geestesoog voorbij te laten trekken. In het raadhuis, een onaanzienlijk gebouw, verzocht hij het prachtexemplaar van Cats' werken te mogen zien, dat deze met een eigenhandige opdracht en een onderschrift aan zijn vaderstad had geschonken. Met de grootste bereid- wil'igheid werd het boek uit een stoffigen heek te voorschijn gehaa'd de band verkeerde in slechte conditie, het titel blad zat los, en het geheele boek toonde teekenen van ver- waarloozing. Zoo droegen de mannen, in wier hoede dit kleinood toevertrouwd was, zorg voor de nagedachtenis van een man, die het sieraad van hun stad was. Dethmar zag in de onverschilligheid tegenover Cats de kiem van het verval van Brouwershaven, zooals ook Jeruza'em het eenmaal zwaar had moeten boeten, dat het zijn profeten veracht had. De kerk maakte, evenals de geheele plaats, een onbehaag- lijken indruk op hem, en hij verliet dan ook zoo spoedig mogelijk Brouwershaven, om langs een korteren en beteren

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 4